Campushuisarts blij met voorwaardelijke schorsing

| Johannes de Vries

De campushuisarts die twee weken geleden een voorwaardelijke schorsing van een halfjaar kreeg, is blij met die uitspraak van het centraal tuchtcollege. Dat zegt hij na vragen van UT Nieuws. ‘Gezien wat er lag ben ik opgelucht. Maar wat er lag, was ook veel te zwaar.’

De campushuisarts die twee weken geleden een voorwaardelijke schorsing van een halfjaar kreeg, is blij met die uitspraak van het centraal tuchtcollege. Dat zegt hij na vragen van UT Nieuws. De voorwaardelijke schorsing en bijbehorende proeftijd vervangen de eerder door het regionaal tuchtcollege opgelegde definitieve doorhaling in het BIG-register, waardoor hij niet meer als huisarts zou mogen werken. ‘Gezien wat er lag ben ik opgelucht. Maar wat er lag, was ook veel te zwaar.’

De campushuisarts ging er al wel van uit dat de doorhaling zou worden teruggedraaid. ‘Maar natuurlijk heb ik ook nagedacht over wat ik zou doen als die in een worstcasescenario gehandhaafd zou blijven. Ik was dan misschien wel naar Afrika gegaan om me als arts nuttig te maken in de derde wereld.’

Maar dat is nu niet nodig. Sinds eind december is de arts weer ‘gelukkig aan het werk op de campus’. In afwachting van de uitspraak van het centraal tuchtcollege is de campushuisarts blijven werken, al was dat onder voortdurende spanning. De negatieve berichtgeving over de zaak heeft ertoe geleid dat sommige patiënten liever een andere arts kiezen. ‘Er zijn patiënten die een andere huisarts hebben gezocht door dit verhaal. Anderen komen bij de campuspraktijk om zich aan te melden, maar zeggen dat ze mij dan niet als arts willen. Het is niet zo dat de praktijk leeg is gelopen, je hebt het dan over hooguit enkele tientallen. Aan de andere kant zijn er ook mensen die wachten tot ik terug ben van vakantie voor ze een afspraak willen maken.’

Voorwaarde

Het centraal tuchtcollege stelde in zijn uitspraak de voorwaarde dat de arts de komende twee jaar maandelijks gesprekken voert met een psychotherapeut. Alleen dan mag hij zijn werk blijven uitoefenen. Geen probleem, vindt de dokter. Hij deed dat naar eigen zeggen de afgelopen drie jaar toch al. ‘Ik ken een heel goede psychotherapeut naar wie ik patiënten ook doorverwijs als ze het moeilijk hebben. Daar ga ik ook zelf al drie jaar met veel plezier naartoe. Om over het vak te praten en over waar ik tegenaan loop. Die voorwaarde is dus helemaal geen belasting voor mij. Het enige is dat ik nu de inspectie openheid over de gesprekken moet geven. Maar gevoelsmatig maakt het voor mij niet zo uit of dat nu verplicht is of niet.’ Die inspectie (IGZ) was overigens ook de dienst die er voor pleitte om de campushuisarts zijn werk als arts te verbieden.

Psychologie of psychiatrie?

Het afgelopen jaar was voor de campushuisarts erg moeilijk. Door de zaak, maar ook door wat daar over geschreven werd. ‘De media hebben ook dingen gepubliceerd die niet helemaal waarheidsgetrouw zijn. Dat is bijzonder jammer. Niet alleen voor mij, maar ook vanwege de onrust die het geeft onder patiënten. Ja, er is een narcistische persoonlijkheidsstoornis bij me geconstateerd en die wil ik ook niet ontkennen. Ik heb die kenmerken zeker wel. Dat is vastgesteld en dat geloof ik ook. Dat is een stukje psychologie; het zit in je persoonlijkheid. De krant maakt daar ‘psychiatrie’ van. Dat is jammer, want dat is iets heel anders. Als je naar een psychotherapeut gaat, wil dat namelijk niet zeggen dat je met enorme problematiek zit. Je kunt er ook gewoon steun ervaren. Zelfs goed functionerende mensen hebben er baat bij om zichzelf op die manier beter te leren kennen. Als campushuisarts ben je zelf ook een halve psycholoog. Het is voor patiënten dan heel naar om in de krant te lezen dat je huisarts zelf met psychiatrische problemen zit.’

Op de campus

De arts is blij dat hij zijn werk op de campus kan voortzetten. ‘Het motiveert mij dat studenten zulke kritische vragen kunnen stellen, dat ze soms met dingen komen waar ze al meer van weten dan ik. Dan vind ik het ontzettend leuk om samen met zo’n student te zoeken naar de beste oplossing. Dan kan ik mijn ervaring en knowhow inzetten om iets te doen met wat ze zelf al weten.’

Toch zal hij zijn werk iets anders uitvoeren dan hij eerder deed. ‘Ik heb als huisarts altijd geprobeerd te voorkomen dat problemen ontstaan en vind nog steeds dat je als huisarts daar ook een verantwoordelijkheid in hebt. Ik heb wel eens tegen iemand gezegd: je vraagt van mij een heel goede dweil en die zal ik je geven, maar als je de kraan open laat staan - bijvoorbeeld omdat je blijft roken of het moeilijk vindt om aan je gewicht te werken - heb je altijd die dweil nodig. Vijf procent zegt dan: daar kom ik niet voor, waar bemoei je je mee? Ik zal er daarom anders mee om moeten gaan en er anders over moeten communiceren. Als iemand rookt, zal ik nu zeggen dat het mooi zou zijn als diegene zou stoppen. Dat is veel genuanceerder dan wat ik eerder deed.’

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.