Vier partijen (VVD, PvdA, D66 en GroenLinks) willen de basisbeurs inruilen tegen beter hoger onderwijs. Maar in hun onderhandelingen stuitten ze op een probleem: wat moeten ze doen met de eerste lichtingen studenten? Die verliezen wel de basisbeurs, maar plukken nog niet de vruchten van beter onderwijs.
Daarom gaan universiteiten en hogescholen drie jaar lang tweehonderd miljoen euro ‘voorfinancieren’. Voorschieten, betekent dat. Daarvoor moeten ze hun reserves aanspreken of zelf een lening afsluiten.
“Als een instelling in 2018 wil investeren in kleinere collegezalen of betere ict-faciliteiten, dan gebeurt dat nu misschien een paar jaar eerder”, legt een woordvoerder van universiteitenvereniging VSNU uit. “Maar andere instellingen investeren misschien in nieuwe excellentietrajecten of kleinschaliger onderwijs.”
Voor sommige hogescholen zal een extra investering helemaal niet mogelijk zijn, schrijft voorzitter Thom de Graaf van de Vereniging Hogescholen in een brief aan de minister. De ene hogeschool heeft immers meer vermogen dat de andere. De hogescholen beloven dat ze geld uittrekken voor extra begeleiding, meer docenten en betere infrastructuur, maar onderstrepen dat elke hbo-instelling haar eigen prioriteiten legt. Het gaat om een ‘inspanningsverplichting’.
Harde afspraken zijn dus nog niet gemaakt en het is de vraag in hoeverre die er komen. Om het onderwijs te verbeteren, heeft het kabinet nog maar kort geleden prestatieafspraken gemaakt met de onderwijsinstellingen en die lopen tot 2017.
Misschien dat de politieke partijen deze extra investering daarom niet genoeg vonden om de schade voor de eerste lichtingen studenten te vergoeden. Ze hebben daarom ook afgesproken dat deze studenten een tegoedbon krijgen: ze mogen vijf tot tien jaar na hun afstuderen voor tweeduizend euro extra onderwijs volgen, zoals bijscholingscursussen of een goedkope tweede master.