Eigenlijk is het al jaren bekend, maar er wordt in het onderwijs verbazingwekkend weinig aandacht aan geschonken: jongens presteren slechter dan meisjes. Op de basisschool is er nauwelijks een verschil, maar daarna wel. Meisjes gaan vaker dan jongens naar het hoger onderwijs. Ze studeren bovendien sneller en behalen vaker hun diploma.
Rijping in hersenen
‘De jongens tegen de meisjes’ heet het rapport dat een groep onderzoekers heeft geschreven op verzoek van het ministerie van Onderwijs. Ze brengen in kaart wat er bekend is over de verschillen en doen aanbevelingen.
‘De gevonden verschillen hangen samen met verschillen in de rijping van de hersenen’, schrijft minister Bussemaker in een begeleidend briefje aan de Tweede Kamer. ‘Daarnaast speelt de sociale omgeving een rol in de ontwikkeling.’
Talentverspilling
In het rapport zelf suggereren de onderzoekers dat deze achterstand in ontwikkeling van de jongenshersenen tot verspilling van talent kan leiden, bijvoorbeeld bij onderwijsinstellingen die in het begin van de studie streng selecteren en toetsen. Ze weten niet zeker of er ook echt talent wordt verspild, ‘maar de invoering en aanscherping van selectie aan de poort en selectie in het eerste jaar (BSA) maakt dit vraagstuk maatschappelijk zeer relevant’.
Docenten zouden beter geschoold moeten worden in de verschillen tussen jongens en meisjes, menen de onderzoekers. Ook moet het onderwijs meer rekening houden ‘met het feit dat de gemiddelde laat-adolescent zich nog niet volledig heeft ontplooid op het moment dat hij of zij wél juridisch meerderjarig wordt’.
Good practices
Maar je kunt het docenten nauwelijks kwalijk nemen dat ze er weinig van weten, want er blijkt ook niet veel kennis voor handen. De onderzoekers deden bijvoorbeeld een poging good practices te vinden: voorbeelden van opleidingen die met succes de prestaties van jongens verbeterden. Dat viel niet mee. Soms hebben instellingen wel iets geprobeerd met jongensklasjes of iets dergelijks, maar het is helemaal niet duidelijk of dat hielp, aldus de onderzoekers.
Dus doen ze een eenvoudige aanbeveling: als de overheid of een onderwijsinstelling het beleid wijzigt, moet er altijd worden gemonitord en geëvalueerd wat het betekent voor het studiesucces van jongens en meisjes. Net zoals je ook naar etniciteit en sociale klasse zou moeten kijken.
Flexibiliteit en maatwerk
Het is moeilijk om algemene aanbevelingen te doen, want de ene student is nu eenmaal de andere niet. De verschillen tussen jongens onderling en meisjes onderling zijn enorm. Jongens zijn over het algemeen wellicht competitiever, terwijl meisjes zelfstandiger zijn. ‘Maar er zijn ook meisjes die van competitie houden en jongens die graag zelfstandig een werkstuk maken’, aldus de onderzoekers.
Dus komen de onderzoekers uit bij maatwerk in het onderwijs. Geef de student waar hij of zij behoefte aan heeft. Of zoals de onderzoekers zelf schrijven: ‘Essentieel is dat iedere leerling een leeromgeving krijgt aangeboden die recht doet aan zijn of haar specifieke noden.’
Dat laatste past in Bussemakers streven naar flexibiliteit en maatwerk in het onderwijs. ‘De aanbeveling van de onderzoekers om meer oog te hebben voor diversiteit en voor de individuele leerontwikkeling van studenten, deel ik’, schrijft ze aan de Tweede Kamer. ‘Ik vertrouw erop dat deze waardevolle bevindingen van de onderzoekers hun weg vinden naar de onderwijspraktijk.’