In 2016 waren de lonen aan de universiteiten gemiddeld even hoog als in het bedrijfsleven, staat in een rapport van SEO Economisch Onderzoek. In de jaren ervoor stak het bedrijfsleven er meestal een beetje bovenuit.
De economen legden het inkomen van universitaire medewerkers naast dat van hun ‘gelijken’ in het bedrijfsleven. Vooral hoogleraren, docenten, ingenieurs en natuurwetenschappers verdienen goed: met een uurloon van bijna 35 euro zelfs iets meer dan in het bedrijfsleven.
Secretaresses
In eerdere jaren kregen ook secretaresses, receptionisten en administratief medewerkers meer betaald dan in het bedrijfsleven, maar in 2016 opeens niet meer (al scheelt het maar één procentpunt). De onderzoekers kunnen dat niet goed verklaren. Er werken te weinig van zulke medewerkers aan de universiteit om dieper in deze data te duiken, zeggen ze.
Overigens zou de groep ertussenin (directiesecretaresses, ict’ers en technici) financieel beter af zijn in het bedrijfsleven. Het scheelt een of twee euro per uur.
De onderzoekers van SEO hebben ook op andere manieren naar de gegevens gekeken: wat verdienen werknemers van bepaalde opleidingsniveaus bijvoorbeeld aan de universiteiten? De masters onder hen zitten goed, evenals de mbo’ers en de lager opgeleiden. Alleen de bachelors toucheren een salaris lager dan dat van een evenknie in het bedrijfsleven.
SEO Economisch onderzoek voerde dit onderzoek uit in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Ook andere sectoren kwamen aan bod, zoals het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en de politie.
Hbo
Hogescholen worden niet of nauwelijks genoemd in het rapport, omdat er problemen waren met de data. De uurlonen waren niet goed vergelijkbaar, stellen de onderzoekers.
Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken waarschuwt voor snelle conclusies. ‘Ten eerste zijn geen functies vergeleken, maar medewerkers met vergelijkbare achtergrondkenmerken’, onderstreept ze in een brief aan de Tweede Kamer. ‘Functies vergelijken is zeer lastig: door hun specifieke karakter komen veel functies niet of minder vaak in de marktsector voor, zoals een militair of een leraar.’
Ten tweede gaat dit rapport alleen over het loon. De economen hebben niet meegewogen hoe aantrekkelijk een bepaalde baan is. Ollongren wijst onder meer op de ‘maatschappelijke meerwaarde en de inhoud van het werk’.