‘Een goede verhouding ud’s op het totale wetenschappelijke personeel is belangrijk voor de UT’, zegt Sluijs. ‘In die poule bevindt zich het talent, onderzoekers die op termijn kunnen groeien tot hoogleraar. In deze categorie kunnen we ons geen gat veroorloven.’ Nu wordt veertien procent van de vacatures voor universitair docenten niet gevuld. Het CvB vindt dat zorgelijk, zo staat in een managementrapportage.
Aantrekkende economie
Het probleem met het invullen van de vacatures is volgens de HR-directeur tweeledig. ‘De UT groeit in studentenaantallen, dat maakt dat we meer personeel nodig hebben. Tegelijk zie je dat het beter gaat met de economie. Bedrijven trekken hard aan de kleine groep gepromoveerde talenten. Dat maakt het steeds moeilijker om ze te verleiden voor een academische carrière. Uiteindelijk kunnen wij, binnen onze cao, niet concurreren met het salaris dat het bedrijfsleven biedt. Een academische loopbaan kies je op andere gronden.’
Een deel van de oplossing zit volgens Sluijs in het nog duidelijker maken wat de universiteit te bieden heeft. De campus, de internationale werkomgeving, de maatschappelijke thema’s waar de UT zich op richt en de wetenschap, het zijn unieke aspecten. ‘Die elementen gaan we nog meer over het voetlicht brengen bij het werven’, zegt hij.
Wervingsfilosofie
Maar de grootste winst valt misschien wel te halen in een andere wervingsfilosofie. ‘Van oudsher zoeken we louter voor de vacature die openstaat’, zegt Sluijs. ‘Dat gaan we anders doen, door meer generiek te kijken. Als we een talent in het vizier hebben die past bij de toekomst van de UT, dan moeten we ervoor gaan. We kunnen daarna kijken hoe we die binnen de faculteit inpassen. En als er twee vacatures zijn, waar zich drie of vier geschikte kandidaten aandienen, dan kunnen we ook kiezen om die meteen aan te nemen.’
Extra geld of formele goedkeuring van het CvB is voor deze manier van werven niet nodig, volgens Sluijs. ‘Het gaat hier om het sneller invullen van vacatures, en dus om posities waar geld voor is. Over een budgetjaar maakt deze wervingsfilosofie geen verschil.’