Elk jaar kijkt de economische samenwerkingsorganisatie OECD (in het Nederlands: OESO) naar het onderwijs in ontwikkelde landen en probeert een vergelijking te maken, zo goed en zo kwaad als het gaat.
Deze keer kijken de onderzoekers vooral naar sociale ongelijkheid: wie gaat er studeren en wie niet? De kloof tussen kinderen van hoogopgeleide en laagopgeleide ouders is in alle landen nogal diep, blijkt uit de tabellen.
Zo gaan kinderen minder vaak naar het hoger onderwijs als ze zelf geen hoogopgeleide vader of moeder hebben. Het verschil is in Nederland duidelijk zichtbaar, net als in de andere landen.
Onderwijsministers Van Engelshoven en Slob hebben het rapport naar de Tweede Kamer gestuurd. ‘De kansenongelijkheid in Nederland is in internationaal perspectief niet opvallend groot’, schrijven ze in hun begeleidende brief, al willen ze de uitdagingen ‘niet uit de weg gaan’.
Het is niet genoeg om de instroom onder deze jongeren te vergroten: aan het hoger onderwijs beginnen is geen garantie op een diploma. Uit de OECD-cijfers blijkt dat jongeren vaker voortijdig met hun studie stoppen als hun ouders niet hoogopgeleid zijn. Daardoor is de kloof onder afgestudeerden nog breder.
De OECD waarschuwt overigens dat deze twee tabellen van instroom en afstuderen niet goed vergeleken kunnen worden, gezien de verschillen in definities en bronnen die de betrokken landen hanteren. Dat is een terugkerend probleem: lang niet altijd zijn er cijfers beschikbaar in de landen die de OECD zou willen vergelijken.
Maar als die cijfers er wel zijn, blijft het ook opletten: welke opleidingen behoren tot het hoger onderwijs en welke niet? Sommige Nederlandse mbo-4-opleidingen zouden in andere landen tot het hoger onderwijs worden gerekend. Omgekeerd valt verpleegkunde in Duitsland buiten het hoger onderwijs.
Opvallend is dat Nederlandse afgestudeerden nogal jong zijn: gemiddeld 24 jaar oud. Alleen in het Verenigd Koninkrijk en Litouwen zijn ze jonger (23 jaar). Litouwen is het enige andere land waar zoveel afgestudeerden jonger dan dertig jaar zijn: 94 procent.