Het ging binnen een jaar van een idee naar groen licht voor een opleiding. Was het zo’n haastig proces?
Dohmen-Janssen: ‘Het was geen geval van haastige spoed, maar als we niet doorpakten was een andere universiteit misschien in dit gat gesprongen. We worden bovendien gesteund door minister van Engelshoven. Zij moedigt uitbreiding van onderwijscapaciteit en dit soort onderlinge samenwerkingen aan. Voor de UT en de VU gold dat we al zo’n anderhalf jaar zochten naar manieren om samen te werken. Afgelopen december onderzocht een werkgroep wat we samen konden doen op onderwijsgebied. Daar is dit initiatief uitgekomen.’
De Uraad uitte haar zorgen over toename van werkdruk.
Dohmen-Janssen: ‘Die zorgen waren er ook bij faculteitsraad, maar ik heb het gevoel dat we de zorgen redelijk hebben kunnen wegnemen. Doordat het college van bestuur een deel van de voorfinanciering op zich neemt, zijn we nu al begonnen met het werven van extra personeel. We nemen niet alleen mensen met alleen een onderwijstaak aan, maar zorgen ervoor dat de onderzoekscapaciteit ook meegroeit.’
Hoe kijkt de huidige staf tegen de plannen aan?
Dohmen-Janssen: ‘We wilden de medewerkers voorafgaand aan de officiële communicatie informeren. Dat hebben we vrij kort voor de publieke bekendmaking gedaan. Ik kan me voorstellen dat dit weerstand oproept.
Binnen de opleiding zijn meerdere mensen al aan de slag met de inhoudelijke invulling van de opleiding en hebben al iets goeds neergezet. Dat is wel tekenend voor de werktuigbouwkundigen. Ze weten als geen ander hoe ze moeten ontwerpen en bouwen als ze eenmaal iets voor ogen hebben. Daarbij hebben ze een sterk gevoel van loyaliteit: als ze iets doen, dan willen ze het goed doen.
'In feite verschilt de opleiding niet zoveel met de opleiding werktuigbouwkunde aan de UT'
En als je kijkt naar zaken als reistijd, voor sommige docenten – afhankelijk van hun woonplaats – kan het zelfs handiger zijn om naar Amsterdam af te reizen.’
Hoe staat de inhoudelijke invulling ervoor?
Roos: ‘Voor de zomer hebben we een grove schets van het curriculum gemaakt, volledig gebaseerd op ideeën van de WB-docenten. Denk daarbij aan doorlopende projecten, het koppelen van wiskunde aan het curriculum, een eerste collegeweek met daarin de basis van werktuigbouwkunde en continuous assessment, oftewel cumulatief toetsen om te zien wat studenten tot dan toe hebben geleerd.
Nu werken we het ruwe ontwerp uit per semester. Er is veel vrijheid, maar er zijn ook randvoorwaarden. Zo moet de opleiding passen in zowel het rooster van de UT als de VU en moeten we natuurlijk ook denken aan allerlei praktische zaken zoals cijferverwerking. Formeel gezien kijken de examen- en opleidingscommissies nog naar de plannen.
De VU buigt zich inhoudelijk vooral over wiskunde en academische vaardigheden, terwijl het zwaartepunt voor de UT meer ligt op de WB-vakken. Ook houden we ons bezig met de vraag wie welk vak aanbiedt. Parallel aan de inhoudelijke invulling, is er al een marketingtraject gestart voor de opleiding. Medio oktober kunnen studenten zich inschrijven. De VU heeft in oktober open dagen, wij in november.’
Wat zijn nu al zekerheden?
Roos: ‘Een bacheloropleiding heeft zes semesters. Daar wijken we niet vanaf. En we laten facetten van het Twents Onderwijs Model erin naar voren laten komen, zoals de thematische projecten en de daaraan gekoppelde vakken. We delen de opleiding op in vier thema’s. Eén per semester in de eerste twee studiejaren, te weten: smart manufacturing, sustainability & energy transition, maintenance & resilience en technology for healthcare. In het laatste jaar van de bachelor hebben de studenten minorruimte en doen ze hun bacheloropdracht. In feite verschilt de opleiding niet zoveel met de opleiding werktuigbouwkunde aan de UT, zeker wat betreft de CROHO-eindvoorwaarden. Die zijn heilig en in dit geval hetzelfde als bij de bestaande opleiding. Dus of je de opleiding in samenwerking met Amsterdam volgt of de bestaande van de UT, de diploma’s hebben evenveel waarde.’
'We proberen voor ieder ‘UT-poppetje’ ook iemand van de VU te hebben'
Dohmen-Janssen: ‘Het wordt een Engelstalige opleiding. Een bewuste keuze, omdat we die taal vinden passen bij engineering-opleidingen. Of we veel internationale studenten aantrekken, is afwachten. We mikken vooral op een goede mix, met als streven dat 65 procent van de instroom Nederlands is. Een wens van de VU.’
En hoe zit het met het pendelen van studenten tussen Amsterdam en Enschede?
Dohmen-Janssen: ‘We proberen de eerste collegeweek van de opleiding in Enschede te plannen. Vervolgens vindt de studie grotendeels in Amsterdam plaats en komen de studenten eens in de twee weken op donderdag en vrijdag naar de UT, oftewel: een kwart van hun opleiding spenderen ze hier. Goedkope overnachting kan in de blokhutten bij Boerderij Bosch voor maximaal 12,50 euro per nacht. We mikken op een doelgroep die dat kan en wil betalen, zeker omdat we verwachten dat ze in Amsterdam of omstreken blijven wonen.’
Wat gaan we op de campus merken van deze opleiding?
Roos: ‘Afgezien van aanwezigheid op de dagen dat ze hier moeten zijn, niet bijzonder veel. Deze nieuwe opleiding en de bestaande opleiding moeten onafhankelijk van elkaar functioneren. Wel kan ik me voorstellen dat studenten elkaar kunnen inspireren met projecten en bijeenkomsten. Daarin kan en wil studievereniging Isaac Newton een rol pakken.’
Hoe verloopt de samenwerking met de VU?
Roos: ‘Prima, dat zeker. We proberen voor ieder ‘UT-poppetje’ ook iemand van de VU te hebben. In het begin treken wij de kar iets meer, maar dat wordt later fiftyfifty.’
'Het is vooral spannend hoeveel studenten deze opleiding aantrekt'
Dohmen-Janssen: ‘We merken ook dat we van dezelfde bloedgroep zijn. Net als de UT is de VU maatschappelijk betrokken, met een duidelijke regionale functie en een kleinschalig karakter, zeker vergeleken met de UvA. En we kennen hun rector Vinod Subramaniam als voormalig UT-hoogleraar.’
Wat is nog in het ongewis?
Dohmen-Janssen: ‘Het is vooral spannend hoeveel studenten deze opleiding aantrekt. We mikken volgend jaar september op zeventig studenten. Dat moet doorgroeien naar tweehonderd. Het werkt in ons nadeel dat het een totaal nieuwe opleiding is. We konden vorig jaar niet werven onder 5vwo’ers. Maar we denken dat er wel degelijk een markt is. Wat opvalt is dat de regio Amsterdam landelijk gezien achterloopt op het gebied van keuze voor een technische opleiding: 11 procent ten opzichte van 17 procent landelijk. Steeds meer studenten kijken naar een regionale studie, onder meer vanwege het leenstelsel. We proberen onze maatschappelijke verantwoordelijkheid te pakken door een relevante opleiding dichtbij huis aan te bieden.’
Is dat argument heilig?
Dohmen-Janssen: ‘Het is zeker het hoofdargument. Sowieso vind ik dat we als Nederlandse universiteiten gezamenlijk moeten laten zien hoe goed het Nederlandse universitaire onderwijs is, in plaats van elkaar onderling te beconcurreren. Natuurlijk is het voor de UT ook een goed instrument om masterstudenten aan ons te binden, maar de hoofdzaak is dat we onze verantwoordelijkheid pakken als publieke instelling om mensen op te leiden waar de maatschappij dringend behoefte aan heeft.’