Was de docent deskundig, was het onderwijs interessant en inspirerend? Na elk vak vullen studenten een vragenlijstje in en vertellen ze hoe ze erover denken. Dat klinkt logisch, maar docenten van universiteiten en hogescholen hebben grote bezwaren tegen de huidige evaluaties van hun onderwijs, bleek uit deel 1 van dit tweeluik.
Cynisch zijn ze niet. De overgrote meerderheid wil het oordeel van studenten over het onderwijs gerust horen: dat kan heel leerzaam zijn. Maar zoals het nu gebeurt, met al die anonieme enquêtes en algemene vragen, roepen de evaluaties weerstand op.
De kritiek komt in een notendop hierop neer. Sommige studenten beginnen in de enquêtes te schelden omdat ze een laag cijfer hebben gekregen voor hun tentamen of omdat de kledingstijl van de docent hun niet bevalt. Andere studenten blijven wel beleefd, maar dan nog: hoeveel waarde moet je aan hun oordeel hechten? Soms wordt pas jaren later duidelijk wat je aan een vak had dat je op het moment zelf hartgrondig vervloekte. Last but not least vullen te weinig studenten de vragenlijsten in, zodat de antwoorden lang niet altijd representatief zijn.
Intussen worden veel docenten wél op hun scores afgerekend. De uitkomsten van de evaluaties hebben niet alleen invloed op het humeur van docenten, maar ook op hun carrières: ze spelen een rol in functionerings- en beoordelingsgesprekken. En het onderwijs wordt er volgens velen niet eens beter van. Het moet dus anders, vinden veel docenten, maar hoe?
1. Afschaffen?
De meest radicale oplossing is natuurlijk om docentevaluaties helemaal af te schaffen. In onze enquête is bijna 18 procent van de respondenten zo teleurgesteld geraakt dat ze daar inderdaad voor pleiten: zij vinden de evaluaties niet zinvol, zelfs niet ‘op een andere manier’. ‘Afschaffen!!!’, schrijft een docent met uitroeptekens en al. ‘Vernedering door een luie groep jongeren. Er mag wel wat meer respect zijn. Wij willen studenten ook wel beoordelen op hun houding, handschrift en intelligentie en dat mag ook niet.’
Zo zijn er meer reacties, maar eerlijk is eerlijk, veruit de meeste docenten nemen een genuanceerder standpunt in. Jazeker, er is kritiek mogelijk op de evaluaties. Maar dat wil niet zeggen dat ze helemaal moeten verdwijnen.
Een van de docenten merkt op: ‘Oordelen van studenten zijn soms bepaald door kleine gebeurtenissen. Dat maakt het geven van onderwijs tot een onzekere bezigheid. Toch was het in de tijd zonder evaluaties aanzienlijk slechter gesteld met de onderwijskwaliteit en de attitude van docenten.’
Je moet het kind niet met het badwater weggooien, lijkt de gedachte. Reflecteren op het onderwijs kan helemaal geen kwaad.
2. Evalueren kun je leren
Trainer en hbo-docent René van Kralingen heeft wel een idee hoe het beter zou kunnen. Allereerst moet je studenten ‘niet zomaar platbombarderen met formuliertjes’, maar leren hoe je iets evalueert, vindt hij. ‘Ik geef zelf cursussen van een dag aan klassenvertegenwoordigers bij allerlei hogescholen. En dan leg ik uit dat onderwijs iets anders is dan patat halen. Het is niet ‘consumeren’. Je bent geen snackbarbezoeker die iets van zijn patat vindt, je bent in het onderwijs een producent. De student en docent maken het onderwijs samen; je bakt die patat samen. En dus is het van belang dat je niet alleen een oordeel over de docenten wilt horen, maar ook aan studenten vraagt: wat heb jij gedaan om er goed onderwijs van te maken? Wat voor inspanningen heb je geleverd, heb je je goed voorbereid?’
‘Je bent geen snackbarbezoeker die iets van zijn patat vindt’
Soms heerst er ronduit een klaagcultuur onder studenten, zegt Van Kralingen, ‘en dat wordt door het management nog gehonoreerd ook, want managers zijn heel erg op studenttevredenheid gericht’. Maar studenten moeten snappen wat hun eigen rol is, vindt hij. ‘Ik begin altijd met de mededeling dat ze me na afloop mogen evalueren, maar dat ik tegelijkertijd ook hun inspanningen ga evalueren.’
3. Weg met de anonimiteit?
Zo’n training voor studenten zou misschien een stap vooruit zijn, maar dit zal niet alle docenten geruststellen. Wat bij de meesten vooral gevoelig ligt, is dat de enquêtes anoniem zijn. Veel docenten voelen zich een doelwit van studenten die zich niet hoeven te verantwoorden. ‘Anoniem gal spuien’, noemt een van de respondenten de evaluaties.
Dus pleiten sommige docenten ervoor om de enquêtes gewoon niet meer anoniem af te nemen, maar met naam en toenaam. Dat zegt bijvoorbeeld Marijtje Jongsma van wetenschapsvakbond VAWO, tevens universitair hoofddocent aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze vindt anonieme enquêtes maar een ‘raar middel’.
Ze is de enige niet, maar het probleem laat zich raden: durven studenten wel vrijuit te spreken als ze hun naam moeten noemen? Studentenorganisaties hechten sterk aan de anonimiteit. ‘De evaluatie moet gewoon anoniem blijven, absoluut, anders kunnen studenten het gevoel krijgen dat ze later afgestraft zullen worden’, waarschuwt bestuurslid John van Harten van de Landelijke Studentenvakbond. ‘Ze moeten niet bang zijn om hun mening te geven als ze bijvoorbeeld een discussie hebben gehad met een docent.’
4. Goede gesprekken
Maar misschien onderschat hij de mondigheid van zijn eigen achterban. De ervaringen van docenten lijken anders. Zij vinden het juist fijn om studenten in de ogen te kunnen kijken. Marijtje Jongsma bijvoorbeeld: ‘Wat wel werkt zijn niet-anonieme panelgesprekken. Alle studenten mogen zich daarvoor aanmelden en kritiek geven. Dat is constructief. Een kritische houding van studenten vind ik fantastisch, aan opbouwende kritiek heb ik heel veel, dat zorgt voor beter onderwijs.’
Bij een grote hogeschool als Inholland gaat het inderdaad die kant op. Evaluaties van onderwijsmodules zijn belangrijk, vindt voorzitter Jet de Ranitz, maar ze herkent het beeld dat wij schetsen. ‘Het is ook bij ons een continu punt van aandacht: hoe organiseer je een goede evaluatie waarbij de student op de juiste manier feedback kan geven?’ Zij wil het liefst dat docenten ter evaluatie samen met studenten het gesprek te voeren over de kwaliteit van het onderwijs.
Ze geeft de opleiding sociaal juridische dienstverlening als voorbeeld, waar de opleidingscoördinator bijeenkomsten organiseert met de docent en klassenvertegenwoordiger om de onderwijsmodule te bespreken. Dat wordt gewaardeerd, zegt ze, maar het is nog niet bij alle opleidingen doorgevoerd. De Ranitz: ‘Je kunt de diepte in door echt in gesprek te gaan en verduidelijkende vragen te stellen als: ‘Wat bedoel je daarmee?’. Dit is de lijn waarin we ons verder aan het ontwikkelen zijn.’
En, zeggen respondenten in de enquête van het Hoger Onderwijs Persbureau, docentevaluaties kunnen wellicht ‘nuttig zijn als je er daarna met de studenten over in gesprek gaat’. Iemand oppert: ‘Alleen gebruiken als reden om in gesprek te gaan. Geen meetlat zonder context.’
Die laatste opmerking is haast een bezwering: denk eraan, hecht niet te veel waarde aan de evaluaties, houd de proporties in het oog. En aan wie zijn die opmerkingen gericht? Niet aan de docenten zelf, en ook niet aan de studenten. Die zijn aan bestuurders gericht.
5. Geen ontslag
In alle kritiek op de evaluaties sijpelt vooral door dat ze zo makkelijk misbruikt kunnen worden. ‘Ze zouden meer ingezet moeten worden om de onderwijskwaliteit te verbeteren, niet om een stok achter de deur te houden als ze van je af willen’, zegt iemand. Een ander is nog stelliger: ‘Gebruik bij jaargesprekken zou verboden moeten worden.’
Maar bestuurders lijken niet van plan om afstand te doen van de evaluaties. Ze benadrukken graag dat ze juist in alle redelijkheid naar de uitkomsten van enquêtes kijken. Zoals Henk Kummeling, rector magnificus van de Universiteit Utrecht al zei [LINK NAAR DEEL 1]: ‘Als er een afrekencultuur op basis van evaluaties ontstaat, dan moet je meteen de stekker eruit trekken. Daar zijn de evaluaties niet voor bedoeld.’
‘Is het geen veeg teken als een docent bang is voor evaluaties?’
Sterker nog, de evaluaties zouden juist sneller gevolgen moeten krijgen, meent collegevoorzitter Kees Boele van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. ‘Luister, je moet niet op de grillen van de ‘consument’ afgaan. Als studenten heel tevreden zijn moet je óók oppassen, want kwaliteit is niet hetzelfde als studenttevredenheid. Maar het mag van mij best een graadje strakker. In het onderwijs zijn we relatief soepel voor onze medewerkers en vinden we het moeilijk om consequenties te trekken uit beoordelingen. Maar als een docent niet goed functioneert en het wordt ook niet beter na coaching en begeleiding, dan komt er een moment dat het management een streep moet zetten. Managers die de evaluaties misbruiken als er een arbeidsconflict is? Het zal misschien weleens voorkomen, maar het lijkt me een uitzondering. Is het geen veeg teken als een docent bang is voor evaluaties?’
6. En anders beter nadenken
Het doet een beetje denken aan de slogan van de wapenlobby in de Verenigde Staten: guns don’t kill people, people kill people. Zo kun je ook redeneren: het ligt niet aan de evaluaties zelf, maar aan het gebruik ervan. Als je er een beetje zinnig mee omgaat, is er niks aan de hand.
Daar zijn veel docenten het in principe wel mee eens. ‘Ik heb ook geluk met een weldenkende leidinggevende die eventuele blinde haat niet al te serieus neemt’, schrijft een van onze respondenten. Maar wat als je minder geluk hebt? ‘Er worden evaluaties met naam en toenaam gepubliceerd’, klaagt iemand. ‘Er wordt geen rekening gehouden met privacy van docenten.’ Weer een andere docent schrijft: ‘Deze [evaluaties] kunnen bepalend zijn voor een vaste aanstelling.’
‘Bij de waardering van de uitkomsten wordt onvoldoende rekening gehouden met studentenaantal en cursusdoelen’, stelt een ander. ‘Opmerkingen worden, rijp en groen, overgenomen met soms bizarre resultaten, zoals de opmerking dat een cursus literatuurgeschiedenis niet zinvol was – let wel, de enquête was ingevuld door een student Franse taal en cultuur.’ Het heeft ook weinig zin om in de verdediging te schieten, voegt ze eraan toe. ‘Docentcommentaar op de resultaten ervaar ik als ‘qui s’excuse, s’accuse’ [wie zich verdedigt, beschuldigt zichzelf; red.], zeker als het gaat om een tentamen dat goed in elkaar zat, maar door veel studenten niet goed is voorbereid.’
Uiteindelijk heeft dit ook gevolgen voor hoe docenten zelf met de feedback omgaan, vertelt Floris van der Burg, assistant professor aan het University College Utrecht en hoofd van de vakgroep filosofie: ‘Weet je wat irritant is aan deze situatie? Docenten die er wél doorheen komen, omdat ze met hun scores aan de goede kant van het randje zaten, kijken niet eens meer naar de evaluaties.’
‘Studenten willen bij het handje genomen worden’
Inderdaad lijkt bij sommige docenten de vermoeidheid toe te slaan. ‘Ach’, verzucht een van hen in de enquête. ‘Elk jaar dezelfde verhalen, wat je ook aanpast, hoe duidelijk je ook communiceert over de doelen en aanpak. Wat vooral naar voren komt is de verschoolsing: je wordt steeds meer beoordeeld op hoe expliciet alles tevoren wordt aangekondigd en vastgelegd; studenten willen bij het handje genomen worden en als dat niet gebeurt, gaan de evaluaties vooral daarover. Niet voor niks hebben ze het ook meer en meer over ‘school’ en ‘les’ tegenwoordig.’
7. Verplicht invullen?
De desinteresse onder docenten komt ook doordat niet alle studenten de enquêtes invullen. Als je dertig studenten lesgeeft en alleen de vijf ontevreden studenten vullen de enquête in, dan slaan de uitkomsten nergens meer op. Onderzoeker Christine Teelken, die het gebruik van onderwijsevaluaties heeft bestudeerd: ‘Bij de Vrije Universiteit hebben we een discussie gevoerd of we het verplicht moesten stellen: studenten zouden dan alleen een cijfer krijgen als ze hun evaluaties hadden ingevuld. Maar dat ging te ver, vonden we, dus dat hebben we toch maar niet gedaan.’
Ook in onze enquête kwam dit terug. ‘Als de evaluaties belangrijk zijn moeten ze ook verplicht zijn’, vond een van de respondenten. Want de lage respons tast de geloofwaardigheid van de uitkomsten aan. ‘Beetje kul, te weinig vullen het in’, zegt iemand, die eraan toevoegt dat studenten bovendien niet weten wat ermee gedaan wordt. Zelfs iemand die in principe positief is over de enquêtes (‘Bieden vaak nuttige inzichten of tips’) noemt de respons ‘vaak te laag of biased’. Ze worden te vaak afgenomen, voegt ze eraan toe. Het zou studenten ‘enquêtemoe’ maken.
Bestuurders zijn zich terdege bewust van zulke beperkingen, zeggen ze desgevraagd, maar ze houden toch graag de vinger aan de pols met de enquêtes. Als iemand systematisch lage beoordelingen krijgt, moet je toch eens vragen wat er aan de hand is.
Van der Burg is sceptisch over de verdediging van de bestuurders. ‘Als je het aan bestuurders vraagt, dan zullen die zeggen dat ze de situatie over meerdere semesters bekijken en dat het studentenoordeel maar een onderdeel is van andere overwegingen. Maar waar kijken ze dan nog meer naar? Ik heb in alle vijftien jaar dat ik hier werk, nog nooit iemand in mijn klas gehad om mij te beoordelen. En het kan zijn dat ze dit doen als een docent slecht scoort, maar dan kun je wel uittekenen wat er gebeurt. Dan is de toon al gezet. Ga je dan nog goed presteren?’
8. Peer review
Dan oppert Van der Burg een idee dat we ook van anderen te horen krijgen. ‘Ik zeg: we schaffen de huidige evaluaties af en verzinnen een nieuw instrument met alleen open vragen’, zegt hij. ‘Iedere docent wordt goed begeleid en er komt een peerreviewsysteem. Dat is tijdrovend, maar het lijkt mij de beste oplossing.’
Peer review is in de wetenschap gebruikelijk: wetenschappers beoordelen het werk van andere wetenschappers (hun peers), bijvoorbeeld om de kwaliteit van publicaties in een wetenschappelijk tijdschrift te bewaken. Dat zou in het onderwijs ook kunnen, maar is minder gebruikelijk.
‘Ik zeg: we schaffen ze af en verzinnen iets nieuws’
VAWO-voorzitter Marijtje Jongsma voelt er wel voor. ‘De gouden standaard in de wetenschap is peer review. Waarom voeren we dat dan niet in? Elke collega mag op een kwalitatieve manier mijn onderwijs komen bekijken.’ Ook in de enquête duikt het voorstel op.
Kansloos is het voorstel zeker niet, want ook een bestuurder als Kees Boele van de HAN vindt het een goed idee. Sterker nog, het gebeurt hier en daar al. ‘Het is een mooi instrument, want dan kun je elkaar scherp houden. Ik zou het geweldig vinden als dat usance zou zijn onder docenten. Het zou mijn voorkeur hebben, zeker als je daarnaast in alle openheid met studenten in gesprek gaat om te horen wat zij van het onderwijs vinden – wat trouwens ook al veel gebeurt. Maar dat vraagt wel de bereidheid en bekwaamheid om elkaar feedback te vragen.’
9. Cultuuromslag
Die ‘bereidheid en bekwaamheid’ hebben docenten niet altijd. Wat Boele betreft kunnen docenten nog iets leren van het bedrijfsleven, waar het volgens hem veel gewoner is om elkaar te evalueren. Dat zou dus een andere houding van docenten vergen.
Critici denken dat het management beter de hand in eigen boezem kan steken. Uiteindelijk zit de oplossing van het probleem niet in het systeem zelf, zegt bijvoorbeeld VU-onderzoeker Teelken, Welk systeem van evalueren je ook kiest, je kunt de uitkomsten altijd gebruiken om je medewerkers te mangelen.
‘Het management moet durven loslaten, dat is heel spannend’
Volgens haar moet er een cultuuromslag bij het management komen. ‘Het management houdt graag greep op professionals, maar dat moet je niet de hele tijd willen. Je moet durven loslaten, en dat is heel spannend en moeilijk, vooral in deze tijden, nu alles meetbaar is. Hoeveel aandacht geef je aan die evaluaties? De verhouding is momenteel zoek.’
Met dank aan alle docenten die de tijd namen om onze enquête in te vullen.
Dit tweeluik is mede tot stand gekomen dankzij een Werkbeurs onderwijsjournalistiek van stichting Onderwijsfonds Cocma.