Studenten zijn gemiddeld tussen de 19 en 20 jaar als ze op kamers gaan, zegt CBS-onderzoeker Tanja Traag. Werkende jongeren verlaten het ouderlijk huis pas als ze tussen de 24 en 26 zijn. In 2017 was het totale gemiddelde 23,5 jaar, in 2012 waren jongeren nog 22,8 jaar toen ze op kamers gingen.
‘Het is een trend dat jongeren later uit huis gaan, op eigen benen staan, beginnen aan een huwelijk en kinderen. Alle zaken die bij huisje, boompje, beestje horen, zijn opgeschoven’, aldus Traag.
Al eerder bleek uit onderzoek dat studenten langer thuis blijven wonen sinds de invoering van het leenstelsel. Voor die tijd kregen thuiswonende studenten een lagere basisbeurs dan uitwonenden. Maar sinds de basisbeurs is afgeschaft, is er geen financiële prikkel meer om uit huis te gaan.
Kameraanbod
Volgens Traag is het leenstelsel nog steeds een belangrijke oorzaak van het langer thuis blijven wonen. Ook het beperkte kameraanbod voor studenten speelt een rol. Doordat steeds meer internationale studenten naar Nederland komen en ook een kamer zoeken, wordt het steeds moeilijker om in studentensteden een betaalbare woning te vinden.
Ook Diederik Brink, directeur van kenniscentrum studentenhuisvesting Kences, noemt de toegenomen schuldenlast als reden voor studenten om later op kamers gaan. ‘Niet iedereen is vermogend genoeg om dit soort schulden op zich te nemen. Ook heeft niet iedere student het vertrouwen dat zijn studie een goede baan oplevert waarmee hij zijn studieschuld kan aflossen.’
Het Interstedelijk Studenten Overleg vindt deze ontwikkeling ‘zorgelijk’. Volgens de studentenorganisatie blijven eerstejaars ongewild langer thuis wonen, omdat ze geen lening durven aan te gaan. ISO-voorzitter Tom van den Brink: ‘Je studententijd is een ontzettend belangrijke tijd voor je ontwikkeling, het is een gemis dat studenten nu tegen hun wil pas later de stap naar onafhankelijkheid kunnen maken omdat ze zich nu al zorgen moeten maken om de tijd na hun studie.’
Nieuwe norm
Kences-directeur Brink wijst erop dat op kamers wonen de zelfstandigheid van studenten vergroot en hun studiekeuze verruimt. ‘Je moet de vrijheid hebben om een instelling en studiestad te kiezen die bij je past. Daarvoor heb je huurtoeslag en andere middelen nodig om het voor iedereen betaalbaar te houden.’ Hij pleit dan ook voor betaalbare, sociale studentenwoningen.
Traag verwacht dat deze trend voorlopig aanhoudt. ‘Misschien zet het wel een nieuwe norm en verandert dit het studentenleven.’ Als veel studenten na college weer naar hun ouders vertrekken, moeten sociale activiteiten wellicht anders gepland worden. Nu steeds meer studenten langer thuis wonen, zal er ongetwijfeld iets gaan veranderen, denkt Traag.