Engels als formele taal en waar het kan, maar blijf gerust Nederlands praten bij het koffieapparaat, is in een notendop het huidige UT-taalbeleid. Arend Rensink, opleidingsdirecteur bij Computer Science, doet daar echter een schep bovenop voor zijn opleidingen. Hij stuurde onlangs eigen richtlijnen naar medewerkers en studenten. ‘Mijn ervaring is dat niet iedereen zich bewust is hoe we elkaar benaderen en waar dat mis gaat’, zegt hij. ‘Mijn standpunt is dat we een volledig Engelstalige universiteit zijn. Daar past bij dat we Engels met elkaar praten, zodat mensen op ieder moment kunnen deelnemen aan een gesprek.’
Geen taalpolitie
De consequentie van de nieuwe richtlijn is dat studenten in bijvoorbeeld werkgroepen Engels praten, ook al bestaat die groep uit alleen Nederlanders. ‘Het gaat me erom dat we niet eerst rondkijken of we een andere nationaliteit zien, maar dat we altijd en intrinsiek Engels met elkaar praten’, zegt Rensink. ‘Natuurlijk ga ik daar niet bij staan om te controleren en er komt hier ook geen taalpolitie. Ik schets in deze richtlijn een ideaal. Daarbij weet ik heel goed dat er uitzonderingen zullen ontstaan. Maar de algemene boodschap staat.’
Vraagtekens faculteitsraad
De faculteitsraad van EEMCS is verdeeld over de gedragscode bij Computer Science en gaat in gesprek met decaan Joost Kok, laat bestuurslid Sebastiaan Joosten weten. ‘Een deel van de leden is het roerend eens met de gedachte achter de code, maar er zijn ook vraagtekens bij de scherpe randjes. Want in de praktijk ga je natuurlijk niet handhaven als mensen Nederlands praten bij het koffieapparaat. In onze vergadering konden we geen consensus bereiken. We hebben daarom besloten om deze gedragscode met decaan Joost Kok te bespreken.’
Rensink zet zijn aangescherpte taalbeleid ondertussen door. ‘Meerdere keren vertelden internationale studenten dat ze zich buitengesloten of achtergesteld voelen’, zegt hij. ‘Dat kan in heel triviale dingen zitten. Zo boden we in het verleden meerdere proeftentamens in het Nederlands aan en daarvan vertaalden we er één in het Engels. Je denkt dan: we zijn goed bezig. Maar de internationals voelen zich terecht achtergesteld. Zij hebben maar één oefententamen. Daar was ik me eerst ook niet bewust van. Daarom vind ik dat we meer expliciet moeten zijn in ons taalbeleid.’