De avond voor de presentatie van het advies van de commissie-Van Rijn over de bekostiging van het hoger onderwijs, debatteerde de Tweede Kamer over het wetenschapsbeleid. Een slechte timing, erkende de minister, die dan ook niet kon ingaan op vragen over investeringen. Er werd vooral gesproken over diversiteit en werkdruk.
De positie van vrouwen in de wetenschap is nog geen feest, stelde de PvdA. Slechts 20,9 procent van de hoogleraren is vrouw, er bestaat nog steeds een loonkloof van 438 euro per maand en scientific harassement (stelen van ideeën, ontmoedigen om te publiceren, vrouwennamen van publicaties schrappen) is nog steeds aan de orde van de dag, somt de partij nog maar eens op.
Prikkel
Minister Van Engelshoven betreurt dat het aandeel vrouwelijke hoogleraren niet hoog genoeg is. Maar een stok achter de deur heeft ze niet. Ze houdt het vooralsnog bij de sectorafspraken die ze met universiteiten en hogescholen heeft gemaakt. Pas als het aantal vrouwelijke hoogleraren uitblijft, gaat ze zich beraden op een steviger prikkel. Na de gender summit, die later dit jaar plaatsvindt, komt de minister met een nieuw actieplan.
VVD en CDA kaartten opnieuw een ander punt aan: de verscheidenheid in opvattingen en meningen. ‘Het mag niet zo zijn dat wetenschappers geen aanvraag meer indienen omdat hun ideeën te controversieel zouden zijn’, aldus het CDA. De partijen wilden weten wat Van Engelshoven aan deze problemen gaat doen.
Het is volgens Van Engelshoven aan de rectoren om de verscheidenheid aan visies te waarborgen. ‘Alle opvattingen moeten de ruimte krijgen, maar we moeten dit uit de sfeer van de politiek houden. Ik neem scherp afstand van meldpunten die gaan over linkse of rechtse indoctrinatie’, aldus de minister, verwijzend naar het meldpunt van Forum voor Democratie.
De werkdruk in het hoger onderwijs is ook een punt van zorg. Wetenschappers moeten vechten om een onderzoeksbeurs en het aantal tijdelijke contracten is nog altijd hoog. ‘Dat maakt hen in hiërarchische situaties kwetsbaar’, aldus de SP.
Maximum
Daar was de minister het mee eens. Er zijn volgens haar te veel tijdelijke contracten en dat zorgt voor stress. Dat moet echt beter, vindt ze. Ze denkt erover om een maximum aantal flexcontracten op te leggen, als universiteiten zelf geen verbetering laten zien. Die grens zal wel per universiteit verschillen. ‘Universiteiten moeten zich achter de oren krabben en bedenken wat een gezonde werkorganisatie is. Hoeveel tijdelijke contracten mag je hebben?’
Meerdere Kamerleden verwezen naar het recente onderzoek van vakbonden FNV Onderwijs en Onderzoek en VAWO waaruit bleek dat vier op de tien universiteitsmedewerkers last heeft van pesten, roddelen, uitsluiting of machtsmisbruik. De helft van de universiteitsmedewerkers werkt op een afdeling waar sprake is (geweest) van sociale onveiligheid.
Onacceptabel, vindt minister Van Engelshoven. ‘Iedereen heeft recht op een veilige werkomgeving.’ Ze gaat kijken of er behoefte is aan een onafhankelijke ombudsman/vrouw bij de instellingen. Maar universiteiten mogen volgens haar zelf nooit achterover gaan leunen. ‘Iedere werkgever blijft verantwoordelijk voor een veilige werkplek.’
Aanvraagdruk
Ook uitten Kamerleden hun zorgen over de inbeddingsgarantie die wetenschappers bij een onderzoeksinstelling moeten hebben als ze een Vidi-beurs willen aanvragen. Een negatief gevolg van de NWO-maatregel is dat het aantal aanvragen van onderzoekers zonder vaste aanstelling is gehalveerd. Maar volgens de minister heeft de maatregel effect: de aanvraagdruk is immers met een kwart afgenomen. Wel gaat ze samen met NWO kijken naar de kritiek dat wetenschappers zonder vaste baan of die in het buitenland hebben gewerkt, minder kans maken op een beurs.
Verder ziet Van Engelshoven wel wat in het idee om wetenschappers, in het kader van een nieuwe manier van erkennen en belonen, meer in teamverband te beoordelen. Wellicht kan de Spinozapremie voortaan aan teams worden uitgereikt, stelde het CDA. De minister had daar wel oren naar en gaat het onderzoeken.