De UT leende in 2010 twintigduizend euro aan de Twentse ondernemer in de TOP-regeling voor innovatieve starters, met het idee dat de ondernemer dat in vier jaar zou afbetalen. Daar zou hij in 2012 mee beginnen. Maar drie jaar later kreeg de UT een brief van de ROZ-groep, een organisatie die zich hard maakt voor ondernemers. De vraag in die brief: wil de UT vanwege de financiële problemen van de ondernemer meewerken aan een regeling. De UT zou dan 1,5 duizend euro krijgen, waarna de schuld zou worden kwijtgescholden.
Adder onder het gras
De UT werkte mee, maar met een adder onder het gras. Drie dagen voor het tekenen van de schuldsaneringsovereenkomst, liet de universiteit de ondernemer namelijk een andere overeenkomst ondertekenen. In die overeenkomst uit 2016 staat dat de lening ‘volledig opeisbaar blijft’. De UT bleef zich de afgelopen jaren op de overeenkomst beroepen, en wilde het geleende geld terug zien.
Dat is tegen de zin van de rechter. De ondernemer stond onder druk om de gewraakte overeenkomst te tekenen. Want deed hij dat niet, dan zou hij niet in de schuldhulpverlening komen. Daarmee zouden zijn andere schuldeisers ook weer op de stoep staan. ‘Misbruik van omstandigheden’, oordeelt de rechter over deze opgelegde druk.
Daarmee verwijst de rechter de overeenkomst waarin staat dat de lening opeisbaar blijft, naar de prullenbak. Als de UT niet wilde meewerken aan de overeenkomst, dan had ze het voorstel van de ROZ-groep moeten afwijzen, zo redeneert de rechter. De schuldhulpregeling blijf daarmee staan. De UT houdt de eerder betaalde anderhalf duizend euro en moet de lening verder kwijtschelden.