Tot aan de zomer loopt het onderwijs waarschijnlijk door zoals het nu gaat. Het is misschien niet ideaal, maar op afstand blijkt er toch van alles mogelijk aan colleges en werkgroepen. Docenten redden wat er te redden valt.
Maar het nieuwe studiejaar is een ander verhaal, zegt Marc van Mil, docent aan de Universiteit Utrecht en bestuurslid van het ComeniusNetwerk van docenten in het hoger onderwijs. ‘We moeten echt meer doen dan alleen colleges online zetten en werkgroepen via Zoom doen.’
Goed onderwijs
De 225 leden van het netwerk hebben hart voor het onderwijs. Ze zijn in de afgelopen jaren genomineerd voor de landelijke Docent van het jaar-prijs of ze sleepten een Comeniusbeurs voor onderwijsvernieuwing in de wacht. Ze willen, ook nu, goed onderwijs geven.
Vooral de aankomende eerstejaars hebben extra aandacht nodig, zegt Van Mil. ‘Het heeft heel wat voeten in de aarde om voor hen een goed programma te maken. Hoe zorg je dat ze zich verbonden gaan voelen met hun opleiding, met elkaar en met hun docenten? Hoe zorg je voor betekenisvolle interactie? Dat gaat moeilijk door een scherm.’
Dat snapt minister Van Engelshoven ook, bleek afgelopen maandag op een digitale bijeenkomst die het ComeniusNetwerk samen met het Interstedelijk Studentenoverleg, SURF en OCW organiseerde. De minister wees op de mogelijkheid om groepen van dertig studenten bijeen te brengen. Dat leek haar vooral voor eerstejaars heel belangrijk.
Maar goed onderwijs is meer dan elkaar een keer zien. Er moet een mix van onderwijs worden gecreëerd waarin online en fysiek onderwijs elkaar versterken: blended learning. De grote vraag: hoe kun je online lesgeven vermengen met onderwijs op de campus?
‘Handjes’
‘Dat vraagt veel van docenten en tegelijkertijd voelen we dat studenten recht hebben op die investering’, zegt Van Mil. Docenten moeten tijd en ruimte krijgen om zich op het onderwijs te storten, en dat is lastig want vaak zal het ten koste gaan van hun onderzoek of andere taken. Er moeten dus ook meer ‘handjes’ in het onderwijs komen. ‘De universiteiten zouden bijvoorbeeld contractverlengingen kunnen geven aan postdocs en promovendi die extra les willen geven en ook op hogescholen zullen er – desnoods tijdelijke – docenten bij moeten.’
Ook mogen docenten niet worden afgestraft voor hun keuze om zich op het ontwikkelen van onderwijs te storten. Van Mil: ‘Het is vreselijk als een gemotiveerde docent te horen krijgt: het kan niet, of het is slecht voor je carrière.’
Bij onderzoeksfinancier NWO zouden ze er ook rekening mee moeten houden. Denk aan de termijnen waarbinnen je beurzen moet aanvragen: die moeten eigenlijk verlengd worden voor docenten die hun aandacht even helemaal aan het onderwijs geven.
Sowieso zou de crisis het beter ‘erkennen en waarderen’ aan de universiteiten een stimulans moeten geven. Universiteiten legden tot nog toe veel nadruk op de wetenschappelijke prestaties en de hoeveelheid publicaties van hun medewerkers, zodat het onderwijs weleens in het gedrang kwam, en dat willen ze veranderen. Van Mil: ‘Hopelijk komt dat in een stroomversnelling.’
Schraal
Studenten hadden alle waardering voor de snelle overgang in crisistijd, zegt hij. ‘Maar ze zien ook dat het onderwijs soms een beetje schraal is geworden. Het is goed dat ze kritisch zijn. Als we de komende tijd op deze manier doorgaan, dan moeten we af van de quick fixes. Dan moeten we echt ander onderwijs ontwerpen.’
Dat kost tijd en geld, waarschuwt hij. ‘Je kunt docenten niet vragen om het allemaal in de avonduren en het weekend te doen. Ze zitten al tot hun nek in het werk.’