Volgens haar heeft het huidige kabinet ook honderden miljoenen extra aan hoger onderwijs en onderzoek besteed en moet een volgend kabinet ‘minimaal hetzelfde doen’. Ze noemt extra investeringen ‘noodzakelijk’.
Maar in deze kabinetsperiode gaat het niet meer gebeuren, zoals ze vorig jaar al liet weten. Het geld zal bij de onderhandelingen voor het volgende kabinet bevochten moeten worden.
Jaren ‘80
De minister sprak aan de Radboud Universiteit Nijmegen, waar ze zelf in de jaren tachtig ook heeft gestudeerd. Toen was er, net als nu, een economische crisis en er waarde ook een ‘raadselachtige ziekte’ rond, vertelde ze. Dat was aids.
‘Na de malaise van de jaren ’80 dienden de jaren ’90 zich aan’, voegde ze eraan toe. ‘Als die geschiedenis zich herhaalt, dan hebben we dat te danken aan de volharding van ons allemaal.’
Maar intussen ziet de studententijd er anders uit dan je zou willen. De minister deed een oproep aan iedereen, maar specifiek aan de eerstejaars. ‘Jullie zijn nu begonnen aan het academische leven. Het kloppend hart van dat leven is het contact met je medestudenten en docenten.’
Bij elkaar
Daarom moeten de studenten manieren verzinnen om toch bij elkaar te komen, ‘binnen de kaders van wat mag’, zei ze.
Wat zijzelf nog gaat doen tot aan de verkiezingen? Ze werkt nog altijd aan een voorstel voor ‘stabielere financiering’ van het hoger onderwijs, zodat hogescholen en universiteiten minder op studentenaantallen hoeven te concurreren.
Die stabielere financiering moet ‘hand-in-hand gaan met meer vaste contracten’, zei ze in haar toespraak. ‘Corona heeft nog maar eens bevestigd dat het grootste kapitaal van de Nederlandse wetenschap, haar mensen, jarenlang te weinig zekerheid is geboden.’