Allereerst, hoe kijk je terug op de finale?
‘Het was vooral heel leuk! Ik had het net zo goed de anderen ontzettend gegund om te winnen trouwens. Jurnan Schilder is wat mij betreft echt een ambassadeur voor goed onderwijs op de UT. Tracy Craig had zoveel humor en bevlogenheid. En nota bene mijn eigen moeder vond dat Maaike Endedijk de beste was. Zulke tegenstand geeft des te meer voldoening om deze prijs te mogen winnen.’
Wat voor docent ben je?
‘Eentje die in iedere student wel wat ziet. Iedereen heeft een eigen verhaal en de wens om de studie goed af te ronden. Ik wil in iedereen investeren. Dat gevoel verlies ik alleen als een student brutaal wordt of aan de eerlijkheid voorbijgaat – bijvoorbeeld stelselmatig om uitzonderingen vragen waar dat niet gepast is.
'We zijn hier op de UT wel érg trendgevoelig'
Het belangrijkste voor mij is het totaalplaatje. Als ik lesgeef in celbiologie, gaat het niet alleen over celbiologie, maar ook over bijvoorbeeld onderzoeks- en schrijfvaardigheid. Ik vind dat je als docent niet alleen moet kijken naar vakinhoudelijke kennis, studenten zijn hier om te leren en mogen fouten maken. Je moet vooral in de breedste zin kijken welke kwaliteiten van studenten je kunt belonen.
Ik doe daarom veel op intuïtie en ben ook iemand die graag experimenteert met onderwijs. Dat betekent trouwens niet met alle hypes meehollen, want we zijn hier op de UT wel érg trendgevoelig. Voor mij komt het neer op het aanbieden van creatief en stimulerend onderwijs. En ja, soms is dat ook gewoon een klassiek hoorcollege van twee uur lang. Zolang het maar past bij de stof, de vraag van de doelgroep en wat voor stijl je als docent ligt. Daar hoef je echt geen classroom voor te flippen.
Over anne leferink
Anne Leferink geeft les in de bachelor en master technische geneeskunde en bij University College ATLAS. Ze is ingebed bij de vakgroep Applied Stem Cell Technologies (faculteit TNW).
Hoe ervaar je het geven van onderwijs tijdens de pandemie?
‘Met ups en downs. Er waren echt periodes dat ik er goed doorheen zat. We kunnen als docenten niet het beste van onszelf laten zien online. Ik kan in plaats van twee uur slechts twintig minuten praten, omdat daarna de concentratie weg is bij de studenten. En omdat het zo kort moet, is er geen ruimte voor humor en anekdotes. Je moet je onderwijs strippen tot het strikt noodzakelijke. In het verleden stond ik ook in het theater. Als docent trek ik wél volle zalen trouwens, maar de vergelijking zit ‘m in de interactie: die lach of een traan van iemand in het publiek – of dat begrijpende knikje van een student. Is die er niet, dan slurpt het energie.
Maar ik wil vooral positief zijn en niet blijven hangen in wat niet kan. Ik ben enorm onder de indruk van de kwaliteit van de opdrachten van de studenten. Ze ontwikkelen vaardigheden die we hiervoor nooit van ze vroegen. Ik heb pencasts (interactieve documenten, red.) ingediend gekregen die duizenden views op YouTube zouden krijgen, zo goed! Als het aan mij ligt, blijven zeker dingen. Microlectures van vijf minuten, online gesprekken met projectgroepen… Voorheen was de drempel daarvoor vaak te hoog. Nu kan een student desnoods tien keer een uitlegfilmpje terugspoelen, daar zit een enorme winst in.’
'Die borstklopperij, dat competitieve in de wetenschap, dat heb je in onderwijs gelukkig totaal niet'
Met het oog op de actuele discussie over ‘erkennen en waarderen’, moet er meer waardering komen voor onderwijs?
‘Absoluut. Ik ben zelf een doorbrekertje. Eenmaal klaar met mijn promotietraject in 2014, verhuisde mijn volledige vakgroep (van Clemens van Blitterswijk, red.) naar Maastricht. Binnen TNW vielen zodoende voor vijf à zes vakken alle docenten weg. Ik stapte naar opleidingsdirecteur technische geneeskunde Heleen Miedema en zei: "Volgens mij heb je een probleem. Wie gaat dit oppakken?” Ik heb het eerst tijdelijk op me genomen en – oké, een beetje brutaal – steeds meer ruimte gepakt.
Ik profileer me al lang als docent, maar ik merk dat het ‘systeem’ me lang heeft tegengewerkt. Ik heb superassertief moeten zijn, het heeft ook drie jaar geduurd voordat ik bij mijn jaargesprek beoordeeld werd op mijn kwaliteiten als docent. Het was dankzij de steun van mijn leidinggevende Loes Segerink, niet door het personeelsbeleid van de UT, dat ik nu sta waar ik sta. En ik heb nog een schrijnend voorbeeld. Ik presenteerde eens op een conferentie over het toepassen van mijn vakgebied in onderwijs. Een Amerikaanse prof stapte op me af en zei: “So you’re teaching? That means you failed in science?” Nee, primair docent-zijn, maakt me géén slechte onderzoeker. Die borstklopperij, dat competitieve in de wetenschap, dat heb je in onderwijs gelukkig totaal niet. Ik vind onderzoek leuk, maar mijn studenten leuker.’
Wat zijn je plannen en ambities?
‘Vanuit mijn faculteit ben ik een van de onlangs benoemde onderwijsfellows. Ik krijg nu de kans om een soort ideaalplaatje van onderwijs te ontwerpen. Wat me mooi lijkt, is het werken in maatschappelijk relevante casussen – een beetje à la het solarteam. Al doende loop je tegen problemen aan, formuleer je vragen en oplossingen… Idealiter zou ik het dusdanig flexibel willen aanbieden aan studenten, dat ze wanneer ze willen in- of uitstromen bij zo’n cursus. Je moet uiteindelijk studiepunten halen, maar een bestuursjaar of een paar maanden naar het buitenland… waarom niet?’
Tot slot, waar ga je het prijzengeld van de Centrale Onderwijsprijs aan besteden?
‘Sowieso een mooie donatie aan Stichting Leergeld, dat vind ik wel passen bij een onderwijsprijs. Niet alles hoor, ik ben ook onze camper aan het verbouwen en kocht al een nieuwe laptoptas. Ik hoop in september gewoon weer les te geven aan een groep van 150 studenten, dan moet ik wel goed voor de dag komen natuurlijk!’