Het is 18 maart 2020. Heidi ziet zichzelf nog staan op het vliegveld in Helsinki. Haar appartement is net leeggehaald. Haar spullen zijn al op transport naar Nederland. De Finse regering staat op het punt om de grenzen dicht te gooien wegens corona. Vluchten worden geannuleerd. Maar zij móet naar Amsterdam. Daar wacht de liefde van haar leven, met wie ze een nieuwe avontuur aangaat. Als een godswonder weet ze de állerlaatste vlucht te bemachtigen.
Nu, ruim drie jaar later, kan ze er om lachen. ‘Mijn vriend had geregeld dat we in een mooi hotel in Amsterdam konden overnachten. ‘We verheugden ons op een uitgebreid en bijzonder ontbijt, maar we kregen twee zakjes met ontbijt die ze op afstand naar ons toeschoven en waarmee we ons maar moesten redden.’
Op dat moment had ze bij lange na niet kunnen bedenken dat ze drie jaar later zwanger is van haar eerste kindje, dat ze in Tilburg woont, werkzaam aan de UT is en trotse winnaar van de titel ‘docent van het jaar’.
Hoe kan het tij keren.
Over dolfijnen en pesten
Toivonen groeit op als enig kind bij haar ouders in Helsinki. Haar moeder zorgt fulltime voor haar, hoewel dat in Finland niet heel gebruikelijk is. In eerste instantie een bewuste keus van haar moeder, later – vanwege de economische recessie en de schaarste aan werk - een gedwongen keuze. ‘Dat maakte mijn kindertijd er niet gemakkelijker op. Ik denk dat ik daarom ook graag naar school ging.’
Ze leert zichzelf al op vierjarige leeftijd lezen. Omdat ze gek is op boeken. De jonge Heidi is een verlegen, introvert meisje. Op school heeft ze een vast groepje vrienden, maar ze wordt ook gepest. ‘Ik was altijd aan het lezen en schrijven, dat waren mijn favoriete bezigheden. Maar ik zei niet zoveel.’ Behalve als ze mocht optreden. 'Op de een of andere manier was ik dan niet meer verlegen. Er was een moment - ik was negen of tien jaar oud - dat ik docent mocht spelen voor de klas. En vertelde toen over dolfijnen. Ik vond het heerlijk om voor de klas te staan.'
‘Elkaar stimuleren hoge cijfers te halen was nou eenmaal de cultuur’
Ook haar tienertijd is niet gemakkelijk, het pesten duurt voort. Uiteindelijk kiest ze voor een middelbare school met strenge toelatingseisen. ‘Het gemiddelde cijfer dat je nodig had om toegelaten te worden was hoog. Dat betekende dat alle leerlingen die naar die school gingen ambitieus waren en graag wilden studeren. Toen ik daar werd toegelaten, was ik geen buitenstaander meer, maar was ik onder gelijkgestemden. Zo werd de middelbare schooltijd een fijne tijd voor mij, hoewel het een intensieve periode was. We stimuleerden elkaar om hoge cijfers te halen, dat was nou eenmaal de cultuur. Het was dus ook hard werken.’
Finse taal en literatuur
Haar interesse voor psychologie is er al op jonge leeftijd en een studie in die richting was een logische keuze geweest. ‘Maar na de enerverende periode op de middelbare school was ik op en had ik de puf niet meer om toelatingsexamen te doen. Dan had ik eerst maanden in de boeken moeten duiken, examen moeten doen en dan maar hopen dat ik tot de tien procent zou behoren die wordt toegelaten. Daarom besloot ik om Scandinavische talen te gaan studeren aan de University of Helsinki, met in mijn achterhoofd om vertaler te worden.’
(Tekst gaat verder onder de foto.)
Ze realiseert zich dat ze met die studie geen mensen kan helpen, zoals ze dat graag zou willen. Heidi kiest daarom voor een nieuwe route, verhuist naar het oosten van Finland om daar aan de universiteit alsnog psychologie te gaan studeren. ‘Eindelijk was ik op mijn plek. Hoewel ik het ook lastig vond om in het oosten van Finland te wonen. Ik had het gevoel dat mensen anders naar mij keken, omdat ik met een regionaal accent sprak. Ik hoorde er niet echt bij. De stad waar ik studeerde, met zo’n 60.000 inwoners, was eigenlijk te klein voor mij. Maar ik ontmoette er wel mijn beste vriendin. Ik had haar anders nooit leren kennen.’
Moeder en kind
Na haar afstuderen doet de jonge psychologe werkervaring op in verschillende klinieken. Zo werkt ze in 2011 in Helsinki in een Moeder & Kind-kliniek, waar zwangere vrouwen, moeders en jonge kinderen behandeld worden voor uiteenlopende problematiek. Op de dag dat ze naar Helsinki verhuist voor deze baan, krijgt haar moeder een beroerte. ‘Meteen nadat ik aankwam, nam ik een taxi om naar het ziekenhuis te gaan. Daar overleed ze twee weken later.’
‘Ik verloor mijn moeder en tegelijkertijd hielp ik als psycholoog toekomstige moeders. Dat was heel dubbel. Haar ziekte en overlijden dwongen mij om te dealen met een aantal moeilijke zaken. Ik had een gespannen relatie met mijn moeder. Zij was heel controlerend en sturend. Na haar overlijden begreep ik pas goed welke impact onze relatie op mij heeft gehad. En uiteindelijk vond ik ook mijzelf weer terug.’
De relatie tussen ouder en kind kan enorm van invloed zijn op je leven, vertelt ze. ‘Niemand is zwart of wit, er zijn zoveel grijze gebieden. Hoe jonger je bent, hoe meer je je moeder idealiseert. En opeens zie je haar als monster. De realiteit ligt daar ergens tussen. Mijn moeder had in elk geval een complex karakter door haar eigen achtergrond. Ik weet dat ze het in haar jeugd ook niet gemakkelijk heeft gehad.’
‘Studenten moeten zich absoluut veilig voelen’
In 2012 begint Heidi aan haar promotieonderzoek, naast haar werk als klinisch psycholoog in een ziekenhuis. ‘Mijn PhD deed ik in de avonden en de weekenden. Ik wilde namelijk meer onderzoek doen naar ingewikkelde casussen, waar geen oplossing voor is omdat ons zorgsysteem vastloopt. Ik had daar ook mee te maken en dat frustreerde mij. Het doen van onderzoek gaf mij weer inspiratie. Sommige mensen vroegen zich af of ik geen burn-out zou krijgen van de combinatie werken en onderzoek doen. Maar ik zei altijd: ‘Het doen van een PhD zorgt er juist voor dat ik geen burn-out krijg. Het was intellectueel werk en opende een nieuwe wereld voor mij.’
En weer keert het tij.
Borstkanker
Op 34-jarige leeftijd ontdekt ze een knobbeltje in haar borst. Het blijkt al snel kanker te zijn. ‘Ik meldde me ziek. Er volgde een operatie, chemotherapie en bestralingen. Door de chemo verloor ik al mijn haar.’ Ondertussen schrijft ze door aan haar dissertatie. ‘Dat gaf mij hoop, ik had tenminste een doel: ik zou hoe dan ook mijn proefschrift verdedigen.’
Precies een jaar nadat ze het knobbeltje in haar borst ontdekte, promoveert ze.
Opgetogen vervolgt ze: ‘En er gebeurde meer moois. Ik ontmoette in dat moeilijke jaar ook mijn huidige partner. Ik ben nog altijd met hem samen en hij is ook de reden dat ik naar Nederland verhuisde. Na mijn promotie vroeg hij: waarom ga je niet met mij mee?’
‘Als ik nu terugkijk, zie ik hoe bizar dat jaar is geweest. Van ziek naar gezond. Van verdriet naar vreugde. En ik vond de liefde.’
Positieve feedback
Met haar partner, afkomstig uit Italië, belandt ze in een appartement in Tilburg. En sinds 2021 heeft ze een aanstelling aan de UT als universitair docent narratief onderzoek. In dit onderzoeksgebied draait het om verhalende aspecten van menselijke ervaringen. Omdat het ruim drie uur reizen is naar de UT, huurt ze samen met een collega een appartementje in Hengelo.
Hoe kan het dat ze - amper twee jaar docent – nu al de titel Docent van het jaar won?
‘Toen ik begon met lesgeven, kreeg ik al snel positieve feedback van mijn studenten. Voor mij was dat een bevestiging dat ik op de goede weg zat; lesgeven voelde als thuiskomen’, vertelt ze. ‘Ik wil contact te maken met studenten en luister naar hun behoeften. Tien jaar psycholoog zijn helpt in zekere zin, omdat je weet hoe je goed luistert en echt contact maakt. Je weet grenzen te stellen en hoe je niet moet overdrijven. Ik zoek uit hoe ik datgene wat ik weet in een interessante vorm kan gieten om studenten te helpen. Het kan me echt schelen of ze het begrijpen. Is dit relevant? Is het inspirerend genoeg?’
'Schrijven over je eigen leven is nou eenmaal niet gemakkelijk'
Ook, zo zegt ze, probeert ze ‘in het moment te zijn’. En haar tijd te nemen. Ze let altijd op of de studenten ‘er bij’ zijn. ‘Kijken ze naar mij of naar hun telefoon? Ik probeer mezelf als docent niet op een voetstuk te plaatsen. Ik denk dat leraren gezag moeten hebben, maar dat betekent niet dat ze autoritair moeten zijn. Ik neem de tijd om daar te zijn, naar ze te kijken en ze te volgen. Wat zijn ze aan te doen en hoe haal ik ze erbij?
Veiligheid creëren in een collegezaal noemt ze een ‘big thing’, waar ze veel waarde aan hecht. ‘Studenten moeten zich absoluut veilig kunnen voelen.’
Ze geeft ook les in diagnostiek en hoe je een rapport opstelt over een patiënt. Deze lessen zijn heel erg ‘hands-on’, volgens haar. Interactie heeft ze ook met haar studenten in kleine groepjes scriptiebegeleiding. Favoriet bij haar is de module Persoonlijke Reflectie. Dit is een cursus die masterstudenten volgen in het Positive Clinical Psychology programma voordat ze op stage gaan. ‘Ze leren over mindfulness, meditatie en schrijven hun eigen levensverhaal op. Dat is voor sommigen best emotioneel, omdat schrijven over je eigen leven nou eenmaal niet gemakkelijk is. Dat gaat dus behoorlijk diep, maar ik hou van die lessen.’
‘We zouden ons nooit moeten schamen voor dingen die niet je schuld zijn en die ons uiteindelijk als persoon sterker kunnen maken. Het leven heeft allerlei kleuren en vormen. Maar we hebben de verhalen van mensen nodig om te beseffen dat niemands leven perfect is. Daarom vertel ik ook nu mijn verhaal, tijdens dit interview. Als docent hoort het niet over mij te gaan.’
En de toekomst? Ze wil hoe dan ook verder bouwen aan haar academische carrière, dat staat vast. ‘Ik wil blijven lesgeven, onderzoek doen en mijn boek afschrijven. ‘Mijn boek gaat over agency in tijden van klimaatcrisis. Als het wordt uitgegeven, zou ik daar heel blij mee zijn. Maar wat ik vooral wil is meer onderzoek doen, meer leren over nieuwe methoden en deze toepassen op nieuwe onderwerpen. En natuurlijk een betere leraar worden. Waar dat zal zijn? Ik heb geleerd om nooit te zeggen: oh, hier blijf ik. Tot nu toe heb ik veel plezier gehad op de UT. Maar het leven is lang en er kan van alles gebeuren.’