Van grote verrassingen is op Prinsjesdag geen sprake meer. De bedragen voor de wetenschap waren dit voorjaar al verdeeld en de verhoging van de basisbeurs kwam eerder deze maand in het nieuws.
Basisbeurs
Vanaf september 2023 krijgen studenten in het hoger onderwijs weer een basisbeurs: 110 euro per maand voor thuiswonende studenten en 274 euro voor uitwonende studenten.
Dat maandbedrag gaat voor uitwonende studenten meteen met 165 euro omhoog, staat in de nieuwe Rijksbegroting. Die extra steun staat voor één studiejaar in de boeken en kost de schatkist ongeveer 500 miljoen euro. Het scheelt deze studenten in twaalf maanden tijd bijna tweeduizend euro.
Dit geld ontvangen ze alleen als ze binnen tien jaar afstuderen. Wie geen diploma behaalt, moet het extraatje dus terugbetalen, wat overigens ook voor de gewone basisbeurs en de ov-studentenkaart geldt.
Het kabinet had ook het collegegeld kunnen verlagen, zoals in coronatijd is gedaan. Dan zouden ook de studenten profiteren die in hun opleiding stranden, evenals vertraagde studenten die geen recht meer hebben op de basisbeurs. Maar dan zou het geld ook bij thuiswonende studenten terechtkomen, terwijl hun ouders waarschijnlijk de energierekening betalen. Thuiswonende studenten wil het kabinet niet via de basisbeurs steunen.
Toeslagen
Ook relevant voor studenten: de zorgtoeslag gaat omhoog. Nu ontvangen zij jaarlijks 1.332 euro. Dat zou volgens eerdere plannen 1.438 euro worden, maar dankzij een nieuw miljardenpakket voor de koopkracht gaat dat in 2023 naar 1.850 euro.
Maar het kabinet wil studenten nog altijd geen energietoeslag geven, ook al heeft een Nijmeegse student een rechtszaak hierover gewonnen. Volgens het kabinet blijkt uit die rechtszaak alleen maar dat gemeenten hun studenten in noodgevallen een 'redelijk alternatief' moeten bieden: de individuele bijzondere bijstand.
Voor dat alternatief trekt het kabinet 35 miljoen euro extra uit. Het kabinet hoopt dat gemeenten met de bijzondere bijstand kunnen voorkomen dat studenten toch massaal een beroep doen op de toeslag.
Onderzoeksbeurzen
Volgend jaar krijgen de universiteiten van het kabinet 300 miljoen euro voor starters- en stimuleringsbeurzen: werkkapitaal voor onderzoekers. De helft is bestemd voor nieuwe universitair docenten die een vast contract krijgen, de andere helft mogen ze naar eigen inzicht verdelen.
Ook staan de ‘sectorplannen’ in de begroting. Opleidingen en onderzoekers van verschillende instellingen gaan samen plannen maken om het onderwijs en onderzoek te versterken. Meer vaste contracten is een van de voorwaarden om het geld te krijgen. Er staat geen precies bedrag bij, maar eerder maakte de minister bekend dat hij daar 200 miljoen euro voor reserveert.
Hbo
Voor de hogescholen staat 100 miljoen euro in de boeken voor praktijkgericht onderzoek. Ook belangrijk is het geld voor de ‘vitalisering’ van de krimpregio’s, waar de hogescholen naar verwachting minder studenten zullen trekken. Het gaat bijvoorbeeld om de Achterhoek, Oost-Groningen en Zuid-Limburg. Daar is 25 miljoen euro per jaar voor bestemd.
Afgelopen voorjaar
Minister Dijkgraaf had het meeste al aangekondigd in het afgelopen voorjaar. Sommige bedragen hebben geen einddatum (ze zijn structureel), andere zijn bijvoorbeeld voor de komende tien jaar. De steunmaatregelen gelden meestal maar voor een jaar.
Meevaller
Er staat ook een opvallende meevaller in de begroting. De rekenaars verwachten vooral minder hbo-studenten en ramen daarom lagere uitgaven van 138,6 miljoen euro per jaar.