In 2021 schrijft Van Hoof een kort rapport over twee literatuurstudies van het RIVM naar gezondheidsschade door windturbines. Bij sommige artikelen die het RIVM gebruikt is sprake van ‘conflict of interest’ oftewel belangenverstrengeling, oordeelt Van Hoof. Maar het onderzoeksinstituut verzuimt dit volgens de universitair docent te vermelden in de literatuurstudie. Als alcoholonderzoeker heeft Van Hoof veel ervaring met het onderwerp: voor alcoholonderzoek gelden strenge regels omtrent financiering en belangenverstrengeling.
Na het schrijven van zijn kritische rapport zoekt Van Hoof de publiciteit. En niet zonder resultaat. Diverse media interviewen Van Hoof over zijn publicatie, waaronder Binnenlands Bestuur en Radio1. Ook het regionale dagblad Tubantia publiceert over de kwestie. De krant wijst echter op Van Hoofs eigen betrokkenheid bij de anti-windmolenlobby in Twente. ‘Het gaat niet om mijn persoonlijke mening, maar om de discussie over de invloed en de rol van de energielobby in Nederland’, pareert Van Hoof later bij U-Today.
Klacht
Ook het RIVM laat van zich horen. Het onderzoeksinstituut wijst de aantijgingen op haar eigen website van de hand, maar daar blijft het niet bij. Het RIVM meent schade te ondervinden van de publicatie en neemt contact op met de universiteit. Als reactie hierop willen Van Hoofs departement en faculteit (BMS) de casus voorleggen aan een onafhankelijk en deskundig orgaan. Ze besluiten eind 2021 een klacht in te dienen namens het departements- en faculteitsbestuur bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI) van de UT.
De CWI oordeelt dat Van Hoof met zijn publicatie de normen 53 (‘Wees eerlijk in publieke communicatie’) en 38 (‘Wees expliciet over onzekerheden en contra-indicaties en trek geen ongefundeerde conclusies’) uit de gedragscode wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Ook nam Van Hoof met zijn uitlatingen in de media volgens de CWI het risico ‘dat de media met suggestieve krantenkoppen van de ongefundeerde conclusie gebruik zouden maken, waarmee er bij het grote publiek onzekerheid wordt gezaaid over RIVM-publicaties.’
Daarnaast is Van Hoof niet eerlijk over zijn eigen mogelijke belangenconflicten, vindt de CWI. Precies zoals het krantenartikel in Tubantia aankaart. Op 8 maart 2022 adviseert de CWI daarom aan het college van bestuur van de UT om de klacht grotendeels gegrond te verklaren. Er is volgens de commissie sprake van bedenkelijk gedrag. Het CvB besluit het advies op te volgen. Dit alles tot verbijstering van onderzoeker Van Hoof, die de ophef een paar maanden eerder bij U-Today nog een storm in een glas water noemt.
Van Hoof besluit in beroep te gaan bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI). Hij vindt dat zijn vrijheid van meningsuiting in het geding is. Volgens Van Hoof is zijn stuk ‘geen doorwrochte publicatie’. ‘Het heeft een agenderende functie en is bedoeld om discussie te initiëren’. Ook zijn eigen mogelijke belangenconflicten wijst hij van de hand. En er is nog iets anders. Hij meent dat het CVB ten onrechte zijn verzoek heeft afgewezen om de samenstelling van de CWI te wijzigen wegens ‘schijn van partijdigheid’ bij de voorzitter van de CWI.
Oordeel
Het LOWI veegt het oordeel van de CWI van tafel. Volgens het landelijk orgaan moeten wetenschappers zich juist mengen in het publieke debat, precies wat Van Hoof met zijn bijdrages over het RIVM heeft gedaan. ‘Als een wetenschapper zich mengt in het publieke en wetenschappelijke debat, moet niet te snel met een beroep op de gedragscode worden gesteld dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden. Het is niet de bedoeling van de gedragscode dat wetenschappers ervan terugschrikken om zich te mengen in het publieke debat’, aldus het LOWI.
Van bedenkelijk gedrag is dus geen sprake. Ook het vermeende persoonlijke belang noemt het LOWI ‘vergezocht’. ‘Hier past de relativerende opmerking dat elke wetenschapper persoonlijke meningen heeft. Dat betekent niet dat een wetenschapper deze altijd publiekelijk hoeft te maken als hij zich in het publieke debat uitspreekt over die onderwerpen waar hij een persoonlijke mening over heeft.’
Naar eigen zeggen wilde het departements- en faculteitsbestuur lering trekken uit de casus. Maar de gekozen weg, een klacht bij de CWI, is volgens het LOWI ongelukkig. Waarom zijn de betrokkenen niet gewoon met elkaar in gesprek gegaan, vraagt het LOWI in haar oordeel. ‘Hierbij moet niet worden vergeten dat iemands reputatie op het spel staat en dat een klacht mogelijk ook tot rechtspositionele sancties kan leiden.’
‘Kaltgestellt’
Dat is precies wat Van Hoof de UT verwijt, wanneer hij terugblikt op de kwestie. ‘Ik werd door mijn eigen leidinggevende aangeklaagd’, zegt hij in een telefonische reactie. ‘Ik ben er 400 tot 500 uur mee bezig geweest. En waarmee eigenlijk? Met niets. Integriteitsklachten zijn er voor de Diederik Stapels van deze wereld, voor megafraudes. Toch werd er ook tegen mij een klacht ingediend. Er hebben negen hoogleraren vanuit het faculteitsbestuur vooraf naar de klacht gekeken. Verstandige mensen, zou je zeggen. Blijkbaar leek het ze een goed idee om dit een medewerker aan te doen.’
Hoewel Van Hoof in zijn gelijk is gesteld, heeft hij onlangs zijn ontslag ingediend. ‘Voor zo’n organisatie wilde ik niet meer werken. De UT had me in bescherming moeten nemen. In plaats daarvan diende mijn leidinggevende, samen met het faculteits- en departementsbestuur een klacht in bij de CWI, en die klacht werd gegrond verklaard. Integriteit is het fundament voor ons als wetenschappers. Juist daarover werd een klacht ingediend. Daarmee is mijn carrière kapotgemaakt. Je weet dat je iemand kaltstellt. Er waren mensen die niet meer met mij wilden samenwerken. Ik werd gecanceld.’
Van Hoof vraagt zich vooral af hoe het zover heeft kunnen komen. ‘Ik heb de LOWI-uitspraken van de afgelopen vijf jaar eens bekeken. Het is volgens mij nog nooit gebeurd dat een instelling zo hard op de vingers wordt getikt. Dan vraag ik me af: hoe konden leidinggevenden, hoogleraren en de CWI zo uit de bocht vliegen?’
Reactie UT
De UT hecht waarde aan de kwaliteit van de bijdrage van wetenschappers aan het maatschappelijk debat, laat de universiteit in een schriftelijke reactie aan U-Today weten. ‘Door het voorleggen van deze casus aan de CWI, heeft het faculteitsbestuur gevraagd om een transparant en onafhankelijk oordeel, om zo gefundeerd te kunnen oordelen over de kwaliteit van de totstandkoming van de bijdrage, in het belang van zowel de wetenschapper als de universiteit. Gelet op de gevoeligheid en heftigheid van de discussie op dit thema, blijkens ook de reactie van RIVM op de betreffende publicatie, is voor alle betrokkenen transparantie over de zorgvuldigheid van de totstandkoming van groot belang.’
De CWI heeft in haar oordeel één en ander opgemerkt ten aanzien van het zorgvuldig hanteren van de normen van de gedragscode wetenschappelijke integriteit, aldus de UT. ‘De Universiteit Twente vindt het jammer dat het LOWI stelt dat in de casus ‘een wetenschapper als beklaagde tegenover zijn collega’s, het departements- en/of het faculteitsbestuur is komen te staan’. In haar uitingen naar alle betrokkenen heeft de UT steeds nadrukkelijk aangegeven dat het niet ging om een klacht van de UT aan de betrokken wetenschapper, maar om een toets om transparant en onafhankelijk inzicht te geven in de kwaliteit van de totstandkoming van de bijdrage. De UT betreurt het dat die zienswijze niet gedeeld wordt.’
‘Wat de Universiteit Twente betreft zijn de uitspraken van zowel CWI als LOWI niet het eindpunt van een discussie over hoe te handelen in dergelijke situaties, maar juist een vertrekpunt. Dat gesprek gaat de UT graag met betrokkenen aan.’
Verantwoording
De reconstructie is opgesteld aan de hand van het openbaar gepubliceerde LOWI-advies. Dit advies is volledig geanonimiseerd. ScienceGuide, een website met onafhankelijk nieuws over hoger onderwijs, wist de link te leggen tussen het gepubliceerde advies en UT-onderzoeker Joris van Hoof, en schreef daarover een artikel op haar website.