De collegezaal van de Hogeschool Utrecht stroomt woensdagmiddag 8 maart ongeveer voor de helft vol. De opkomst is lager dan verwacht, vermoedelijk door de stakingen in het streekvervoer. Toch zitten er tientallen geïnteresseerden.
Dit is de tweede van vijf ‘regiobijeenkomsten’, waarin iedereen mag meedenken over de toekomst van het mbo, hoger onderwijs en de wetenschap. Nou ja, bijna iedereen: de sessies waren al vlug volgeboekt.
De bijeenkomsten zijn bedoeld als inbreng voor de ‘toekomstverkenning’ van het ministerie van Onderwijs. Mede op grond van deze dagen – en allerlei andere bronnen en analyses – gaan deskundigen een rapport schrijven, waar minister Dijkgraaf verder mee gaat.
Opening
Maar de aanwezigen mogen in Utrecht niet meteen hun ideeën spuien. Eerst luisteren ze naar enkele inleidende praatjes en videoboodschappen.
Ton Eimers van onderzoeksbureau KBA opent de bijeenkomst. Hij is de kartrekker van de toekomstverkenning. Er kan in de toekomst van alles gebeuren, vertelt hij aan het publiek. Hij noemt nieuwe technologische mogelijkheden, demografische ontwikkelingen en veranderingen op de arbeidsmarkt. Bovendien kan Nederland te maken krijgen met klimaatverandering, oorlog of een nieuwe pandemie.
In de zaal zitten onder meer medewerkers van universiteitenvereniging UNL en van de vereniging voor particuliere opleiders NRTO, maar er zijn ook studenten en andere belangstellenden. Ze luisteren welwillend en applaudisseren tussendoor.
Nieuwsgierig
Minister Dijkgraaf is er niet meer bij. Hij heeft een bliksembezoek aan de bijeenkomst gebracht en sprak tijdens de lunch met enkele aanwezigen, maar daarna moest hij weer weg. Wel heeft hij een vrolijke videoboodschap voor het publiek. ‘De toekomst kan je onzeker maken, of juist nieuwsgierig en enthousiast’, zegt de minister daarin. Hij hoopt dat iedereen straks creatief, met een open blik, over de toekomst gaat nadenken.
Zo komen er, in hoog tempo, meer toespraken en filmpjes. Er wordt een kort filmpje vertoond van willekeurige studenten die gevraagd is wat ze van de toekomst verwachten. Ze schudden thema’s als klimaatverandering, ChatGPT en polarisatie uit hun mouw.
Ook bestuurslid Tineke Zweed van de Hogeschool Utrecht neemt het woord: ‘Stiekem sta ik hier trots te zijn, want ik zie veel studenten van onze medezeggenschap en gelukkig ook collega’s van het bedrijfsleven.’
Blindstaren
Ten slotte komt op het grote projectiescherm Rudy van Belkom in beeld, directeur van de Stichting Toekomstbeeld der Techniek. Hij vertelt hoe toekomstvoorspellers zich vaak blindstaren op technologische vooruitgang en dan vergeten dat ook de cultuur verandert. In de jaren vijftig werd de mobiele telefoon wel voorspeld, maar de mensen konden zich niet of nauwelijks voorstellen dat vrouwen zouden gaan werken.
Van Belkom werpt een paar ideeën op. Wat als klassieke onderwijsinstellingen compleet verdwijnen? Wat als er voor iedereen een basisinkomen komt? Wat als mensen straks trainingsmateriaal kunnen shoppen bij verschillende onderwijsaanbieders? Het is goed om zulke opties te verkennen, meent hij, want dé toekomst bestaat niet.
De student in 2040
Dan vertrekt het publiek naar verschillende zaaltjes in de hogeschool om door te praten over de arbeidsmarkt, innovatie en ‘De student in 2040’. Bij die laatste sessie zijn slechts acht deelnemers, plus drie medewerkers van bureau ResearchNed.
Onder deze acht deelnemers is er één student: een zevendejaars van een hbo-lerarenopleiding, gepokt en gemazeld is in de medezeggenschap en de studentenbeweging. De overige deelnemers zijn bijvoorbeeld docent, manager of jeugdpsychiater. Er doet ook een ambtenaar van OCW mee.
Een van de ResearchNed-onderzoekers legt uit wat de bedoeling is. De deelnemers gaan niet praten over ‘oplossingen’, zoals studiefinanciering of bekostiging. Vandaag gaat het erom ideeën en mogelijkheden te verzamelen. ‘Wij worden niet gehinderd door financiële randvoorwaarden!’
Samen gaan ze kijken welke trends ze belangrijk vinden, bijvoorbeeld in de economie, cultuur, politiek en technologie. Een behulpzaam lijstje van trends hangt op een grote poster aan de muur.
Woonruimte
De student neemt vrij snel het woord. Hoe zit het met de financiële zekerheid en de woonzekerheid voor studenten? In welke ‘trend’ passen die problemen? ‘Iemand die uit Leeuwarden hierheen komt voor een opleiding, kan nu geen woonruimte vinden. En als je hier niet kunt wonen, hoe zit het dan met goed openbaar vervoer? Dit past misschien niet per se bij wat we binnen een onderwijsinstelling doen, maar het hoort er toch bij.’ Het valt onder het thema van de toegankelijkheid, is al snel de consensus.
Andere thema’s die bovenkomen zijn bijvoorbeeld stagediscriminatie, studeren met een functiebeperking en flexibilisering. ‘De jaarkalenders van instellingen sluiten niet goed op elkaar aan’, vindt een van de deelnemers, waardoor het moeilijk is om elders een vak te volgen.
Website voor hun vader
Een van de andere deelnemers, betrokken bij een ict-opleiding, blijkt ook tamelijk sterke ideeën over de toekomst te hebben. Universiteiten en hogescholen met een groot gebouw? Die zullen er in 2040 niet meer zijn, voorspelt de man enthousiast, en de rol van docenten als kennismakelaars is straks uitgespeeld. ‘Goede ict-studenten hebben alles al geleerd toen ze twaalf of dertien jaar oud waren’, zegt hij. ‘Toen maakten ze al een website voor hun vader.’ Studenten zullen in de toekomst overal hun vakken bijeensprokkelen, voorspelt hij, en misschien doen ze dat pas als ze de kennis in de praktijk nodig hebben.
De aanwezige student is daar sceptisch over. Universiteiten bestaan al eeuwen en zullen heus niet opeens verdwijnen als je ook online onderwijs kunt volgen, werpt hij tegen. Hij snijdt ook praktische kwesties aan: als het echt zover komt dat studenten losse vakken gaan volgen, wie gaat de kwaliteit van het onderwijs dan bewaken?
Te weinig studenten
Deze sessie zou eigenlijk over de student in 2040 moeten gaan. In de pauze erkennen de onderzoekers dat één aanwezige student eigenlijk te weinig is als je over dat thema wilt praten. Hij zal het later zelf ook zeggen: ‘Praat niet over studenten, maar praat met studenten. Ik ben blij dat ik erbij ben, maar ik ben dus de enige. Stiekem heb ik het idee dat het fout gaat.’
We gaan nog studenten benaderen, antwoorden de onderzoekers, zowel voor een enquête als voor gesprekken. Hetzelfde geldt trouwens voor het bedrijfsleven, waarmee ze ook graag in gesprek willen gaan.
Aan het eind van de sessie gaat het om de vragen die de deelnemers aan het ministerie wil meegeven. De student komt met een paar politiek gekleurde vragen, zoals: ‘Hoe zorgen we voor eerlijk en toegankelijk onderwijs, specifiek kijkend naar wonen, financiën, prestatiedruk en inclusiviteit?’
Ja, erkent hij na afloop. Hij heeft zich goed voorbereid met zijn collega’s uit de medezeggenschap. Ze beseften dat er maar weinig studenten zouden zijn en dachten: waar moeten we aandacht voor vragen?
Afwachten
Het is afwachten in welke vorm zulke vragen zullen opduiken in het rapport van de vijf betrokken onderzoeksbureaus. De aanpak van deze activistische student is misschien ook een teken aan de wand: wat de toekomstverkenning ook zal brengen, de politieke discussies over de toekomst van het onderwijs zullen niet tot bedaren komen.