Om te beginnen, het besluit is dat lifelong learning een kerntaak gaat worden van de UT. Dat zal de nodige gevolgen hebben, of niet?
Veldkamp: ‘Dat klopt. Naast onderzoek, onderwijs en valorisatie wordt dit in feite de vierde poot onder onze tafel. Lifelong learning wordt daarmee een essentieel onderdeel van de universiteit en ons primaire proces.’
Waarom wil de UT zich hieraan committeren?
Veldkamp: ‘Er is een sterke maatschappelijke behoefte, met name met oog op de grote uitdagingen van deze tijd op het gebied van klimaat, energie, gezondheidszorg en kunstmatige intelligentie. Het is absoluut geen vanzelfsprekendheid meer dat je na je initiële studie hetzelfde werk blijft doen tot aan je pensioen. Er is vanuit het bedrijfsleven een sterke behoefte aan learning on the job. Wij kunnen een rol spelen om werknemers en bedrijven toekomstbestendig te maken.’
'We willen een zogeheten vierde generatie-universiteit te worden, een universiteit die structureel samenwerkt met de wereld om haar heen'
Op die behoefte moet de UT inspelen?
Endedijk: ‘Ik zie het als een maatschappelijke taak die past bij wat we willen zijn als universiteit. Al onderzoek je iets op het gebied van robotica, waterstof of minder-invasieve chirurgische ingrepen, je wil dat je onderzoek z’n weg weet te vinden naar de maatschappij.’
Veldkamp: ‘We willen een zogeheten vierde generatie-universiteit te worden, een universiteit die structureel samenwerkt met de wereld om haar heen. Dat draait bovenal om impact. Het is – zoals Maaike zegt – niet dat je als wetenschapper onderzoek doet en dat de maatschappij het vervolgens maar uitzoekt. Lifelong learning kan een cruciale rol spelen om die gewenste maatschappelijke impact te maken.’
Wat heeft de universiteit de maatschappij te bieden op dit gebied?
Veldkamp: ‘We gaan niet bedenken wat de maatschappij nodig heeft, daarom werken we vraaggestuurd. Daarbij hoop ik dat we vanuit die vraagstukken ervaring en expertise opdoen die we ook in ons initiële onderwijs kunnen toepassen. Op die manier kunnen we het reguliere onderwijs beter laten aansluiten op de praktijk.’
Endedijk: ‘Daar is zeker nog wat in te winnen, het gat tussen een diploma en de werkvloer. Bij de meer gespecialiseerde bedrijven wordt veelvuldig intern opgeleid. En bij sommige bedrijven zeggen ze zelfs dat het zeven jaar duurt voordat iemand op full speed is. Hoewel we vraaggestuurd willen werken, betekent dat niet dat we op elke vraag ingaan. Een verzoek als ‘draai een tiendelige cursus over waterstoftechnologie in elkaar’ levert eigenlijk nooit een bevredigend resultaat op. Vaak zit er een vraag achter zo’n vraag. Die moeten we zien te achterhalen.’
Veldkamp: ‘En de vragen die we ontvangen, moeten ook absoluut aansluiten op de kennis en expertise die we in huis hebben. Dat is een geval van schoenmaker, blijf bij je leest.’
'Wat we vooral veel gaan zien, is dat we het leren dichtbij het werk gaan brengen. Op locatie dus'
De eerder opgeschreven ambitie van het kwartiermakersteam is om de UT op het gebied van Life Long Learning een van de koplopers van Europa te maken. Dat klinkt als een forse ambitie...
Veldkamp: ‘Aan de ene kant wel, maar aan de andere kant valt dat best mee. Binnen ECIU-verband werken we aan een Europese universiteit, als platform voor lifelong learning. Maar we richten onze pijlen in eerste instantie op de regio; het bedrijfsleven, andere onderwijsinstellingen en de overheid. Daarbij is het een uitdaging om het regionale mkb goed aangesloten te krijgen. Wat ons kenmerkt is de persoonlijke, kleinschalige aanpak.’
Endedijk: ‘Wat we moeten ontwikkelen, zijn passende vormen in samenwerking met partners. Het is niet: dit is ons aanbod en we zien wel wie zich inschrijft. Zo kunnen we vanuit die Europese ambitie wel duizend MOOCs (Massive Online Open Courses, red.) gaan aanbieden. Dat zal er op papier vast mooi uitzien, maar we weten ook dat 85 procent van de deelnemers nooit een MOOC volledig afrondt. En een gemiddeld installatiebedrijf uit de regio gaat echt geen medewerkers naar de universiteit sturen om een heel vakkenpakket te volgen. Daar hebben ze de tijd en capaciteit niet voor.’
Adjunct-hoogleraar Professional Learning and Technology Maaike Endedijk is de zogeheten 'academic lead' van het programmamanagementteam.
Hoe zit het met de capaciteit en tijd op de UT, waar de universiteitsraad onlangs zorgen over uitte?
Endedijk: ‘Qua druk op de faciliteiten moeten we vooral misverstanden voorkomen. Ongetwijfeld zal er een deel op de campus aangeboden worden – dat is nu ook al het geval. Maar wat we vooral veel gaan zien, is dat we het leren dichtbij het werk gaan brengen. Op locatie dus. Of in de vorm van digitale platformen.’
Veldkamp: ‘Met het oog op werkdruk, wil ik benadrukken dat het niet nóg een taak is die erbij komt. Het is een uitruil. Als je tijd spendeert aan lifelong learning, kun je die tijd niet besteden aan initieel onderwijs of onderzoekstaken. Dat sluit aan op hoe we erkennen en waarderen willen implementeren. En hoe meer we groeien op het gebied van Life Long Learning, hoe meer mensen we kunnen aannemen.’
'De kennis en ervaring die we decennialang hebben opgebouwd, heeft een prijskaartje'
En het financiële plaatje? Is lifelong learning niet vooral een interessant verdienmodel voor de universiteit?
Veldkamp: ‘Vooropgesteld: we zijn er zeker niet op uit om winst te maken. De activiteiten moeten kostendekkend zijn. Het is ook zeker niet de bedoeling dat we onder de marktprijs gaan werken; de kennis en ervaring die we decennialang hebben opgebouwd, heeft nu eenmaal een prijskaartje. Datzelfde geldt voor de aanloopkosten van een project en de benodigde infrastructuur. Wat daarbij voor de faculteiten en instituten belangrijk is, is dat we een budget hebben gecreëerd voor UT-brede ondersteuning.
Tegelijkertijd zal het even duren voordat een Life Long Learning-project kostendekkend is. In die zin is het niet veel anders dan het starten van een nieuwe opleiding, daarbij duurt het enkele jaren voordat het break-even punt bereikt is. Maar er is absoluut financiering beschikbaar, onder andere vanuit het Groeifonds-programma, de LLO-katalysator. Bovendien zien we graag dat lifelong learning een wettelijk erkende en bekostigde taak wordt.’
Hoe ziet de ondersteuning eruit?
Endedijk: ‘Vanuit het centrale programmamanagementteam Lifelong Learning coördineren we de ontwikkeling van de benodigde expertise en ondersteuning. Denk daarbij aan ondersteuning in de digitale infrastructuur die we moeten ontwikkelen om lifelong learning op een aantrekkelijke manier aan te bieden. Of de expertise die nodig is om een kwalitatief goed aanbod te ontwikkelen. Maar ook richtlijnen voor het bepalen van tarieven en hulp bij het maken van gedegen contractuele afspraken met partijen. Daarnaast heeft nu – bijna – elke faculteit een eigen lifelong learning-coördinator aangesteld. We hebben, kortom, een stevige structuur neergezet. Dat is een belangrijk verschil met de situatie voorheen: er werden al best veel activiteiten ondernomen op het gebied van lifelong learning, maar de contacten en uitvoering hingen vaak af van één persoon, die bij wijze van spreken alles zelf in Canvas moest zetten. Dat was niet echt duurzaam. Nu ontwikkelen we UT-brede ondersteuning en expertise.’
Tot slot, hoe moet deze kerntaak van de universiteit eruit zien in 2030?
Veldkamp: ‘Ik durf te stellen dat lifelong learning dan net zo belangrijk is als ons initiële onderwijs. Anders hebben we iets niet goed gedaan. Ik heb alle vertrouwen in een goede uitvoering. Terwijl we nog veel aan het opstarten zijn, zie ik al dat het top-of-mind is geworden. Het is in korte tijd meer gaan leven en ik proef absoluut een gevoel van urgentie.’