'Ius promovendi'
Door een wetswijziging in 2017 hebben alle universitair docenten (UD'ers) en universitair hoofddocenten (UHD'ers) in Nederland het recht om een wetenschapper te promoveren. Tot 2017 was dit recht, ook bekend als het ius promovendi, voorbehouden aan hoogleraren. De wetswijziging leidde tot verschillend beleid aan Nederlandse universiteiten: sommige universiteiten verleenden het ius promovendi aan vrijwel alle wetenschappelijke medewerkers, terwijl andere instellingen het recht beperkten tot enkele ervaren UHD'ers.
De UT koos in 2018 voor een beperkte uitbreiding van het ius promovendi. Een aantal universitair hoofddocenten in de hoogste categorie (UHD1) kreeg het ius promovendi. Ook zijn er strenge eisen verbonden aan de uitbreiding, zoals een eigen onderzoekslijn, ten minste drie afgeronde copromoties en minimaal twee gehonoreerde onderzoeksvoorstellen van minimaal 250.000 euro. Uiteindelijk beslist het College voor Promoties van de UT, waarin de decanen en de rector zitten, wie het recht krijgt.
Young Academy Twente (YAT), opgericht naar voorbeeld van het landelijke platform De Jonge Akademie, wil de huidige criteria voor het ius promovendi veranderen en bracht hierover eerder dit jaar een advies uit aan het College voor Promoties. De bestaande eisen op de UT zijn niet in overeenstemming met de nationale wetgeving, betoogt Derya Demirtas. Ze is YAT-lid en universitair hoofddocent aan de UT (zonder ius promovendi). 'De wet in Nederland maakt het mogelijk om alle UD'ers en UHD'ers het ius promovendi te verlenen. Op sommige Nederlandse universiteiten is dit al het geval, maar op de UT nog niet. Dit leidt tot een gebrek aan erkenning en onafhankelijkheid.'
Gebrek aan beloning
Iedere promovendus heeft een promotor nodig. In het huidige systeem op de UT is dit recht echter voorbehouden aan hoogleraren en een selecte groep universitair hoofddocenten. Daarnaast is er doorgaans minimaal één copromotor, die in de praktijk fungeert als dagelijkse begeleider. Deze functie wordt normaal gesproken ingevuld door universitair docenten of universitair hoofddocenten. Volgens Young Academy Twente ligt hier de kern van het probleem: op de UT is de taak van de copromotor gedefinieerd als 'het op verzoek assisteren van de promotor bij het begeleiden van de promovendus'. Maar vaak is de copromotor degene die het meeste werk verricht in het begeleidingsproces, stellen de onderzoekers van Young Academy Twente.
'Als iedereen Harry Potter-achtige kostuums draagt bij een promotieplechtigheid, en de UD of UHD als enige niet, dan komt de copromotor onprofessioneel over'
Ondanks alle inspanningen van de copromotor prijkt uiteindelijk de naam van de eerste promotor op de voorkant van het proefschrift. De huidige regels nemen daarmee de beloning weg voor wetenschappelijk medewerkers zonder ius promovendi, stelt Demirtas. Ook Dominik Krug, universitair hoofddocent aan de UT, hekelt het gebrek aan erkenning binnen het huidige systeem. Hij noemt de promotieceremonie als voorbeeld. 'Tijdens een ceremonie draagt iedereen een toga, behalve ik, omdat ik het ius promovendi niet bezit. Hierdoor lijk ik een imposter, niet de real deal, ook al heb ik bijna al het werk gedaan.'
David Fernández Rivas, adjunct hoogleraar aan de UT, beaamt dit. Hij heeft zelf wel het promotierecht, maar pleit eveneens voor een uitbreiding van het ius promovendi op de UT. 'Het gaat om perceptie. Als iedereen Harry Potter-achtige kostuums draagt bij een promotieplechtigheid, en de UD of UHD als enige niet, dan komt de copromotor onprofessioneel over. Ik zou zeggen: of iedereen draagt een toga, of niemand draagt een toga.’
Verwarring
Tegelijkertijd benadrukken de onderzoekers dat de toga-situatie hooguit 'vervelend' is. Er zijn andere kwesties die meer aandacht vragen. Rivas wijst bijvoorbeeld op de verschillen met het internationale stelsel. 'De Nederlandse terminologie is gewoon verschrikkelijk', zegt hij. In de meeste landen krijgt iedere gepromoveerde wetenschapper die lesgeeft en onderzoek doet aan een universiteit de titel ‘professor’ en daarmee het promotierecht. Zo wordt de universitair docent (UD) internationaal gezien als ‘assistent professor’ en de universitair hoofddocent (UHD) als ‘associate professor’. ‘Als ik als buitenlandse onderzoeker naar de UT zou komen met de titel assistent professor, zou ik het promotierecht verliezen', zegt Demirtas. 'Dit is een enorm nadeel van werken aan de UT, wat weer slecht is voor de internationale concurrentiepositie van onze universiteit.'
'Het systeem creëert onnodige afhankelijkheid en dus mogelijke conflicten'
Onafhankelijkheid
Volgens Demirtas is er nog een ander groot nadeel. Het huidige systeem tast de onafhankelijkheid van onderzoekers zonder ius promovendi aan. 'Stel dat een jonge onderzoeker een ERC Starting Grant ontvangt. Deze onderzoeker heeft het voorstel geschreven en al het werk gedaan. Maar als er vervolgens promovendi worden aangesteld, moet er een eerste promotor aan te pas komen. Dit is misbruikgevoelig. In theorie kan deze promotor het verloop van het onderzoek sturen. Met andere woorden, de UT geeft geen vertrouwen aan wetenschappers zonder het ius promovendi.’
Krug is het daarmee eens. 'De Europese onderzoeksfinancier veleent de beurs vanwege mijn expertise. Ze vertrouwen mij met het onderzoeksgeld. Dit in tegenstelling tot het UT-beleid, dat gebaseerd is op wantrouwen. Ik vind het eerlijk gezegd persoonlijk beledigend.' Demirtas, Krug en Rivas benadrukken dat de meeste UT-hoogleraren ruimte geven aan onderzoekers zonder het ius promovendi om hun eigen onderzoeksrichting te bepalen. 'Maar het systeem creëert onnodige afhankelijkheid en dus mogelijke conflicten, zeker als er al een ‘toxic’ klimaat heerst in een onderzoeksgroep.'
Politiek
De drie UT-onderzoekers zien liever een systeem waarbij de selectie van begeleiders uitsluitend draait om vakinhoudelijke kennis. 'We zijn niet tegen het 'vierogenprincipe' van een eerste promotor en copromotor. Maar de toewijzing moet gebaseerd zijn op verdiensten en niet op rangorde', zegt Demirtas. ‘Aan andere universiteiten met een ruimer ius promovendi zijn de resultaten positief. Jonge onderzoekers hebben vaak meer tijd voor supervisie dan hoogleraren. Bovendien is hun specifieke expertise vaak beter afgestemd op het onderzoeksonderwerp van de promovendus. Dat komt de kwaliteit van de begeleiding alleen maar ten goede.’
'Een meerderheid steunt ons voorstel, maar een aantal decanen houdt het tegen'
Kortom, genoeg redenen om het promotierecht te verruimen, vinden de onderzoekers van Young Academy Twente. De afwijzing van het advies van YAT door het College voor Promoties van de UT zorgde dan ook voor verbazing. 'Ik heb verschillende hoogleraren gesproken en geen van hen vond de uitbreiding van het ius promovendi een slecht idee', zegt Krug. 'Ik heb ook nog geen enkel valide tegenargument gehoord.' Demirtas: 'Het is politiek. Er zijn geen redelijke argumenten om het systeem te behouden.'
Volgens de onderzoekers is het huidige systeem niets anders dan 'gatekeeping'. Rivas: 'Het is onduidelijk welke belangen de decanen eigenlijk beschermen. Een meerderheid steunt ons voorstel, maar een aantal decanen houdt het tegen. We zouden hier graag een open debat over zien op de universiteit.
‘Kwaliteit waarborgen’
Volgens rector Tom Veldkamp, voorzitter van het College voor Promoties, is er van ‘gatekeeping’ geen sprake. De reden om het ius promovendi voorlopig niet uit te breiden heeft met kwaliteitsborging te maken, zo stelt de rector. ‘Het begeleiden van promovendi is een moeilijk proces, dat vraagt om ervaring. Iedere universiteit in Nederland heeft hiervoor eigen regels. Op de UT kiezen we ervoor om het ius promovendi toe te kennen aan onderzoekers met ruime ervaring in het begeleiden van PhD’s in hun carrière. Vaak valt dit moment samen met de stap naar een UHD1 positie.’
'Het scoren met een project is echt iets anders dan het op een goede manier begeleiden van een promovendus.’
Veldkamp is niet tegen uitbreiden van het promotierecht. ‘Ik ben niet tegen het ius promovendi voor UD’ers of UHD’ers, maar we worstelen met de kwaliteitsborging. Als we het promotierecht eerder toekennen, voorzie ik problemen. Een promotor bewaakt het belang van de promovendus en leidt het traject. Daar heb je ervaring voor nodig. Als het misloopt, heeft dat enorme impact op een PhD.’ Zelfs onderzoekers die een grote beurs binnenhalen missen deze ervaring, stelt de rector. ‘Het scoren met een project is echt iets anders dan het op een goede manier begeleiden van een promovendus.’
Tegelijkertijd begrijpt Veldkamp de roep om meer erkenning. ‘Misschien moeten we dat op een andere manier doen. Tegenwoordig zie je bij het auteurschap vaak een extra toelichting, waarbij wordt vermeld wie wat heeft gedaan. Iets soortgelijks kunnen we bedenken voor het begeleiden van promovendi.’ Ook begrijpt hij de ongemakkelijke situaties tijdens de promotieceremonie, waarbij de dagelijkse begeleiders geen toga mogen dragen. ‘Het is voor de bühne, maar ik snap de gevoelens. Het is bovendien niet consistent in Nederland. Soms wordt het ius promovendi erkend door je eigen universiteit, maar ben je bij een andere universiteit geen volwaardig opponent. Ik heb ervoor gepleit om één consistent beleid te maken in Nederland.’
Basiskwalificatie
Volgens Veldkamp is een mogelijk alternatief voor het uitbreiden van het ius promovendi op de UT een zogenaamde ‘basiskwalificatie promotiebegeleiding’, waarbij onderzoekers getraind worden in het begeleiden van promovendi. Deze basiskwalificatie zou ook kunnen gelden voor UD’ers en UHD’ers, en daarmee een uitbreiding van ius promovendi voor diegenen die de basiskwalificatie behalen. ‘Ik zou daar helemaal niet tegen zijn. We gaan er naar kijken.’
Tot die tijd houdt de UT vast aan de huidige maatstaven, zegt Veldkamp. Volgens de rector ligt de oplossing grotendeels in een meer egalitair academisch landschap, waarbij onderzoekers in een team functioneren. ‘Als een jonge onderzoeker een voorstel heeft geschreven, dan zou het niet zo moeten zijn dat een hoogleraar de koers weer volledig omgooit. Het moet een teambeslissing zijn. Ik denk dat de UT wat dat betreft in een overgangsfase zit. We willen toe naar een andere manier van samenwerken.’