UT-brede bezuinigingsmaatregelen gericht op krimp van het ondersteunend personeel en het sterk verminderen van de inzet van studenten maken het voor Campus & Facility Management (CFM) onmogelijk om de bestaande roosters voor de servicedesks te handhaven, aldus Hilgeholt. Daarom is de servicedesk in de Spiegel na de zomersluiting permanent gesloten. In de gebouwen Ravelijn, Capitool (het tijdelijke onderkomen van de faculteit BMS op Kennispark en Langezijds zijn de servicedesks per 1 september niet meer elke dag volledig bezet.
Gaten vallen
Het is een direct zichtbaar en merkbaar gevolg van de financiële situatie van de UT en de bezuinigingsmaatregelen die CFM moest nemen, zegt Hilgeholt ‘Eerder was het al niet mogelijk om de contracten van twee servicedeskmedewerkers te verlengen – en dus ook geen nieuwe vacatures uit te zetten. Sinds deze zomer kwam er een stop op de inzet van studenten bij.’
De gaten die vallen worden zoveel mogelijk opgevuld door vaste medewerkers. ‘Hoe blij we ook waren met de inzet van studenten en hoe vervelend we het vinden dat we ze deze bijbaan niet meer kunnen aanbieden, ons eigen personeel staat op één.’
Effect op dienstverlening
Dat niet op elke dag en op beperkte tijden de servicedesks in meerdere gebouwen bezet zijn, heeft volgens Hilgeholt ‘uiteraard effect op onze dienstverlening’. ‘Op het moment dat een servicedesk niet bezet is, vangen medewerkers in andere gebouwen klachten en storingen op. Dat is heel fijn. Daarnaast draait de interne dienst gewoon door. Tegelijkertijd merken we al dat we tegen wat problemen aanlopen. Daar trekken we lering uit, maar we moeten roeien met de riemen die we hebben.’
Hilgeholt sluit niet uit dat in de nabije toekomst meer servicedesks ofwel moeten sluiten, of de bezetting moeten beperken. ‘Ik zal eerlijk zeggen, die kans is groot. In principe hebben de desks in de Vrijhof en het Sportcentrum vanwege de functie van die gebouwen een soort beschermde status. Verder moeten we de komende tijd kijken wat past binnen de begroting van volgend jaar. Ik vrees dat we er nog niet zijn.’