De Uraad vroeg naar de mogelijkheid om het lab te sluiten en wetenschappelijke onderzoeken in een groter en efficiënter laboratorium – zoals Nijmegen – te doen. Dat uit financieel oogpunt en de beperkte capaciteit van de eigen proefdierfaciliteit.
‘We onderzoeken de kosten van externe en interne laboratoria. Ik hoop eind dit jaar meer duidelijkheid te hebben’, was het antwoord van vicevoorzitter Machteld Roos. Als het lab op de UT daadwerkelijk sluit, dan wordt het Centraal Dierenlaboratorium van het Radboudumc als optie gezien waar onderzoeken alsnog plaats kunnen vinden.
Doelstelling 2025
Verder adviseert de Uraad het CvB om alternatieve onderzoeken met dierproeven te blijven ontwikkelen. Nederland heeft namelijk de doelstelling om in 2025 voorloper te zijn in proefdiervrije innovatie. ‘Hier kunnen wij als UT aan bijdragen met bijvoorbeeld lab-on-a-chiptechnologie en andere projecten op dit gebied’, zei Roos.
In 2023 maakten UT-onderzoekers gebruik van vijfhonderd proefdieren, zo blijkt uit het jaarverslag proefdiergebruik. Ter vergelijking: Wageningen University & Research (WUR) maakte in 2023 gebruik van 56.363 dierproeven. De vijfhonderd proefdieren die de UT inzet, betekent een afname in vergelijking met het jaar ervoor. In 2023 zijn 416 muizen en 84 ratten gebruikt. Deze dieren werden ingezet voor onder andere kankeronderzoek, onderzoek op het gebied van maag-, darm- en leverziekten, onderzoek naar het zenuwstelsel en multisysteemonderzoek.
Nieuwe onderzoekmethoden
In het jaarverslag van 2023 staat ook dat UT-onderzoekers technologie gebruiken voor de ontwikkeling van alternatieve proefdiermodellen. Het Organ-on-Chip Centre Twente ontwikkelt deze proefdiermodellen op basis van microfluïdica en humane cellen of cellijnen. Deze Organ-on-Chips kunnen onderzoekers vervolgens gebruiken als ziektemodel of in een biomedisch onderzoek. In het laboratorium hoeven onderzoekers dan geen proefdieren in te zetten.
Bij onderzoek met proefdieren gaat de UT uit van het drie V’s-principe: vervanging, vermindering en verfijning. Dit betekent: geen inzet van dieren wanneer dit niet nodig is. Als het niet anders kan, dan moeten er zo weinig mogelijk dieren ingezet worden. Tot slot moet onderzoek op een manier gebeuren waarbij dieren geen pijn, stress, of aantasting op hun welzijn ervaren.