Het is een beetje ten onder gegaan in het publicitaire geweld rondom het aangekondigde nieuwe leenstelsel, maar tussen neus en lippen door kondigde minister Bussemaker (OCW) aan dat studenten en medewerkers voortaan instemmingsrecht krijgen op de begroting. Op hoofdlijnen, schreef ze erbij.
Bestuurders waren er eind jaren negentig maar al te blij mee dat de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Jo Ritzen, een einde maakte aan wat wel de radendemocratie werd genoemd. Eindelijk de handen vrij. De gewijzigde Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) in 1997 betekende in de praktijk namelijk een drastische uitholling van de macht van de raden aan de universiteiten en hogescholen. Instemmingsrecht werd veelal adviesrecht, het medebestuur werd vervangen door medezeggenschap.
De portemonnee
De kern van die actie was de afschaffing van het begrotingsrecht: het recht om als raad veranderingen aan te brengen in de (financiële) plannen van faculteit of instelling. Een beetje meer geld hier, een beetje minder daar, een project dat niet door kon gaan, een ander plan waar juist wel geld voor werd gereserveerd. Wie de portemonnee beheert, heeft veel in de melk te brokkelen, en dat was in die dagen uiteindelijk toch echt de raad. Niet dat er zo vaak conflicten waren, maar bestuurders konden er nooit gerust op zijn.
Dat recht komt terug, maar in afgezwakte vorm, als het aan minister Bussemaker ligt. Zelf was ze overigens geen voorstander, het was D66 die het afdwong. Bussemaker kondigt het begrotingsrecht aan in een bijlage bij een brief aan de Tweede Kamer van 28 mei over het ‘studievoorschot’, zoals ze het leenstelsel hardnekkig blijft noemen.
Dat leenstelsel moet namelijk geld opleveren voor het hoger onderwijs; dat moet vervolgens geïnvesteerd worden en daar moeten studenten over kunnen meebeslissen, is de redenering. Medewerkers trouwens ook. Daarom krijgen ze ‘instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting (…). Hieronder wordt ten minste verstaan de door het bestuur beoogde verdeling voor een begrotingsjaar van de middelen over de beleidsterreinen onderwijs, onderzoek, huisvesting en beheer, investeringen en personeel.’
Kaderbrief
Bussemaker noemt als voorbeeld de ‘kaderbrief’, iets wat aan de Universiteit Maastricht, de ‘nota middelenverdeling’ heet. Die komt in het voorjaar en geeft aan hoe het overheidsgeld, de eerste geldstroom, wordt verdeeld over de faculteiten en servicecentra. Maar hoe je daarover instemmingsrecht kunt uitoefenen en hoe dat dan later met de feitelijke begroting moet; is directeur financiële zaken Ruud Bollen een raadsel.
Dat vinden juristen nog sterker. Jos Gerards: ‘Die hoofdlijnen, dat is volkomen academisch. Dan breng je als U-raad iets in, het college zegt vervolgens dat het een detail is en geen hoofdlijn en dan moet je daar weer over debatteren. Dat geeft alleen maar problemen.’
Jurist Peter Kwikkers was destijds wetgevingsambtenaar op het ministerie van OCW en is tegenwoordig zelfstandig adviseur. Kwikkers: ‘Het is een onmogelijk begrip en een totaal onnodige beperking. Voor je het weet krijg je oeverloos gesteggel en raken de verhoudingen verziekt.’