Hoelang ben je al werkzaam op de UT?
‘Ik kreeg vorige week toevallig een e-mail, dat ik in december 12,5 jaar voor deze zaak werk. Dat is verdeeld over twee periodes. Tussendoor werkte ik een jaar bij de VU, reisde ik en woonde ik een tijdje in Vietnam. Ik verwachtte niet per se terug te keren bij de UT, maar via een oud-collega kreeg ik de kans en ik dacht: why not? Ik werk nu voor BMS, maar eerder werkte ik ook bij TNW, ET en enkele diensten, maar ik ben een one-trick-pony: HR. Mijn baan is door de jaren heen behoorlijk veranderd. In tegenstelling tot de beginjaren ben ik nu veel meer gesprekspartner. Bovendien is het werk gevarieerder en de dienst natuurlijk veel groter.’
Waaruit bestaat je werk zoal?
‘De laatste drie jaren was ik betrokken bij het aannemen van zo’n tachtig universitair docenten, dus het grootste deel van mijn takenpakket bestaat uit recruitment. Als HR-adviseur werk ik voor twee departementen binnen BMS (HBE en TPS) en ik adviseer leidinggevenden. De laatste jaren is het steeds lastiger om vacatures te vervullen, dus dan is het nog belangrijker om te laten zien wat ons als werkgever uniek maakt. De ligging, het mooie onderzoek en de kleinschaligheid, bijvoorbeeld. Ik merk dat jonge docenten zich meer settelen en verbonden voelen. Ik krijg ook steeds vaker de vraag of ze een cursus Nederlands kunnen volgen, die vraag kreeg ik eerder nooit. Wat ik het mooiste aan mijn baan vind is dat ik veel ruimte krijg, dat er plek is voor initiatieven en dat ik aan kan schuiven bij departementsaangelegenheden.’
Wat doe je graag naast je werk?
‘Ik sta als vrijwilliger veel achter de bar in poppodium Metropool, zowel in Hengelo als in Enschede. Compleet iets anders dan mijn werk op de UT, maar ik heb daar enorm veel plezier in. Ik werk elke avond met iemand anders, maar er heerst toch een mooie teamspirit. Meestal sta ik in de weekenden achter de bar, maar als er echt een goede band optreedt dan ook wel eens doordeweeks. Als het even rustig is aan de bar, kan ik af en toe een nummer meepakken in de zaal. Naast dat werk sport ik regelmatig en ik bezoek graag de bioscoop.’
Wat is je favoriete reisbestemming?
‘Azië, daar ben ik veel geweest. In Vietnam, Laos, Indonesië, Cambodia en Indonesië, maar India was voor mij het meest bijzondere. Alles wat je niet kent, is daar tot in het extreme. De verwondering greep me enorm aan. Ik probeer zo vaak als kan naar Azië te reizen, ik heb niet zo’n last van vliegschaamte. In januari keer ik voor de eerste keer sinds corona terug naar Vietnam.’
Je vertelde dat je ook in Vietnam hebt gewerkt. Hoe was dat?
‘Ik werkte op de afdeling HR op de universiteit van Trà Vinh, in het zuiden van Vietnam. Die keuze hing van toevalligheden aan elkaar. Ik raakte in het vliegtuig met iemand in gesprek. Diegene was verbonden aan die universiteit en had toevallig connecties met Saxion. Van het één kwam het ander en ik kreeg de kans om daar te werken. Ik dacht: waarom niet? Opvallend genoeg vertoonde het werk veel overeenkomsten met het werk hier. Procedures en protocollen bleken heel vergelijkbaar. De mooiste les die ik er leerde, is dat ik me beter kan voorstellen hoe het voor internationale studenten en medewerkers is in Enschede, omdat ik het van de andere kant meemaakte.’
Wat is je favoriete plek op de campus?
‘Ik denk gebouw Ravelijn. Daar werk ik het meest en ik vind het een fijn gebouw om in te werken, al geldt dat eigenlijk voor de hele campus. Ik hoor wel eens van externe collega’s hoe bijzonder het is om het terrein op te fietsen. Daar denken wij als UT’ers niet altijd over na, maar het is hier prachtig. Ik waardeer de internationale context ook enorm.’
Tot slot: staat er nog iets op jouw bucketlist?
‘Sommige mensen stellen leuke dingen uit. Die willen na hun pensioen dit, dit, dit en dit doen. Ik ga dat hoe dan ook niet doen. Hopelijk ben ik nog een flink aantal jaren fysiek in orde en in die jaren wil ik alles eruit halen wat erin zit. Lekker reizen en me niet laten beperken door wat dan ook. Leuke dingen moet je niet uitstellen, want je weet nooit hoe het loopt. Ik wil voorkomen dat ik later zeg: dit wilde ik zo graag doen, maar dat kan nu niet meer.’