‘Haal je het niet, dan lig je eruit’

| Redactie

Over het nieuwe bacheloronderwijs is al heel wat gezegd en geschreven. Vooral door studenten en beleidsmakers, maar nog niet door de uitvoerders zelf: de docenten. Wat vinden zij eigenlijk van het toekomstige Twents onderwijsmodel? De docenten Mieke Boon (faculteit GW, filosofie van wetenschap en techniek), Ruud van Damme (faculteit EWI, wiskunde) en Petra Fisser (faculteit GW, curriculumontwikkeling & onderwijsinnovatie) gingen aan de hand van vier stellingen met elkaar in gesprek over de plussen en minnen en gaven hun persoonlijke visie.

Tekst: Sandra Pool & Maaike Platvoet

Foto’s: Arjan Reef

Stelling: Het nieuwe bacheloronderwijs spreekt mij als docent zeer aan.

MB: ‘Als docent ben ik erg constructief, maar als alles op de schop gaat dan raak ik het overzicht kwijt. De nieuwe bachelorstructuur is nogal ingewikkeld. Naar mijn mening is het idee van modules te dominant. Enerzijds wil je uniformiteit om efficiënter te worden. Dat botst echter met flexibiliteit, die iedereen graag wil behouden. En dat maakt het complex. Ik ben niet tegen de nieuwe bachelor structuur, want er zijn een hoop goede ideeën. Maar volgens mij kunnen we dit op een eenvoudiger manier ook bereiken.’

RvD: ‘Het lijkt mij leuk om straks in de nieuwe structuur te moeten werken. Ik doceer wiskunde, maar altijd ingebed in natuurkunde en engineering voor de brede bachelor Advanced Technology en werk eigenlijk al een tijd zo. Die combinatie van verschillende disciplines spreekt de studenten, en mij, erg aan, zeker als het lastige wiskunde betreft. Ik heb persoonlijk meer moeite met die verplichte 15 EC, dat gaat absoluut voor problemen zorgen bij veel projecten en is naar mijn idee niet haalbaar. Hoe zit het bijvoorbeeld met de toetsbaarheid? Dat is echt een probleem.’

PF: ‘In eerste instantie dacht ik: oh, gelukkig. Neem projectonderwijs, dat doen we namelijk bij onderwijskunde al vrij veel. Toch loop ik niet over van enthousiasme bij alle vernieuwingen, maar dat komt ook door het hele proces en de manier waarop dingen nu opgelegd worden. Er had meer naar de betrokkenen, de docenten, geluisterd moeten worden. Wij moeten het immers straks wel uitvoeren.’

Stelling: Het moet vanzelfsprekend zijn dat studenten in drie jaar hun bachelordiploma halen

PF: ‘Vanzelfsprekend vraag ik mij af. Het zou een streven moeten zijn. Het programma wordt verzwaard, maar je moet studenten nog wel de ruimte geven om anderen dingen te doen dan studeren.’

RvD: ‘Mee eens. De studieverenigingen vormen een soort familie. Het modulaire systeem biedt weinig ruimte voor activisme.’

MB: ‘Het model gaat uit van veertig uur per week. Daar kun je toch van alles naast doen?’

RvD: ‘Het gaat om het belang van die groepen. Stel iedereen loopt nominaal en je loopt er achter, dan raak je de groep kwijt en val je er buiten.’

MB: Het idee van groepen begrijp ik. Het is zo makkelijk om passief te raken als de studie te vrijblijvend is. Wat men wil is een normverandering. Je probeert te voorkomen dat mensen uit de boot vallen. Dat is de achterliggende gedachten van die modules van 15 EC, al moet er wel ingespeeld worden op onvoorziene omstandigheden waardoor studenten achterop kunnen raken.’

RvD: ‘Helemaal mee eens.’

MB: ‘Als ik kijk naar het Amerikaanse model, dat is veel harder. Je krijgt één kans. Daar gaat enorme druk vanuit.’

RvD: ‘Haal je het niet dan lig je eruit.’

PF: ‘Ik snap dat er echt iets gedaan moet worden aan het rendement en de doorstroom. Maar als hier ook die verharding intreedt dan vind ik dat wel zorgelijk. Het wordt er niet leuker op. Je komt om te studeren en dat is veel meer dan alleen colleges volgen.’

RvD: ‘Waaruit blijkt die verharding?’

MB: ‘Nu wordt een tentamen gezien als: ‘ik ga het een keer proberen’. Het herkansen wordt in het nieuwe model veel minder gemaakt en dat vind ik wel terecht.’

Stelling: Het modulair onderwijs biedt docenten geen uitdaging.

MB: ‘Wie zegt dat?’

RvD: ‘Veel meer zou ik zeggen. Niet dat iedere docent het leuk zou vinden.’

PF: ‘Ik vind het een uitdaging dat je niet zomaar meer alleen je eigen vak kan doen, maar dat je met andere docenten overleg moet hebben over mogelijke integratie van vakken. Dat maakt het voor mij interessant.’

MB: ‘Sommige docenten vinden het minder leuk om niet alleen vakinhoud te doceren. Het is lastiger om te geven, maar daar zit ook de uitdaging als je het leuk vindt om de verbanden tussen verschillende vakken te leggen. Het is op een andere manier uitdagend dan alleen vakinhoudelijk.’

PF: ‘Als je de kans hebt om modules opnieuw op te zetten, zorg je er natuurlijk voor dat die een mooie samenhang hebben. Je raapt niet allerlei vakken bij elkaar, maar je zorgt ervoor dat docenten de diepte in kunnen gaan.’

MB: ‘Je moet rekening houden met doceerstijlen van docenten. Die ruimte voor sterke en zwakke punten van onderwijzers moet er blijven. Voor het modulaire onderwijs zou ik een aantal fundamentele vakken kiezen die als basis dienen en daaromheen bouw je modules.’

RvD: ‘Kunnen studenten die vakken allemaal op hetzelfde niveau aan?’

MB: ‘Het zijn basisvakken die iedereen die een ingenieursopleiding doet, moet kunnen.’

PF: ‘Bij Gedragswetenschappen heb je die basisvakken ook. Daarna kun je specialiseren.’

Stelling: Het nieuwe bacheloronderwijs is te schools

MB: ‘Flauwekul. Eisen aan studenten stellen door opdrachten te laten maken is allesbehalve schools.’

RvD: ‘Ik geef nu een aantal vakken op een andere manier. Dat betekent dat ik de studenten veel meer laat doen en ook veel meer toets. Ze blijven aan het werk, ook thuis, slagen vrijwel allemaal, terwijl ik nu meer dingen kan behandelen. Onderweg veel toetsen is denk de oplossing voor het 15 EC-probleem.’

MB: ‘Bij mij gaat dat ook zo. Elke week moeten ze iets inleveren, opdrachten doen. Ze halen het gewoon. Het werkt. Studenten kunnen die vrijheid van alleen een tentamen aan het eind helemaal niet aan. Je kunt het ook disciplineren noemen. We krijgen nu vaak afstudeerders die zelfdiscipline niet ontwikkeld hebben.’

PF: ‘Het is wel de bedoeling dat je ze steeds meer loslaat.’

MB: ‘Maar wat zit daar nou achter? Als je straks werkt heb je ook een manager die je aanstuurt.’

PF: ‘Maar tussen de deadlines door moet je wel zelfstandig kunnen werken.’

MB: ‘Dat is in dit onderwijs ook. Ik heb het idee dat de academische vrijheid op een psychologisch idee berust. Sommigen kunnen heel goed zelfstandig werken, maar een groot deel niet.’

RvD: ‘Ik vind het ook zeker niet schools.’

PF: ‘Ik vind het wel schools, maar ik denk dat je die begeleiding wel moet geven en daarna moet afbouwen.’

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.