Peter de Vries, universitair docent in de vakgroep Psychologie van Conflict, Risico en Veiligheid, zoekt - terugdenkend aan de Zwartepietendiscussie - naar verklaringen waarom reageerders op internetfora en Facebookpagina's de rem eraf gooien. 'Hoe het ook zij, er valt niet aan te ontkomen', vreest hij. De Vries was dan ook aangenaam verrast dat op het UT Nieuws-artikel 'Christelijke studenten willen geen opgedrongen porno' in keurige volzinnen en met onderbouwingen werd gereageerd.
Menigeen zal zich de afgelopen tijd achter de oren hebben gekrabd over de extreme reacties die mensen op sociale media als Facebook en Twitter menen te moeten achterlaten. Wee degene die vraagtekens durft te plaatsen bij het verschijnsel Zwarte Piet. Een stortvloed aan scheldwoorden, beledigingen en bedreigingen zal zijn of haar deel zijn, zoals zangeres Anouk en voorstanders van Anders-Dan-Zwart-Gekleurde Pieten kunnen beamen.
Ik heb de krochten van het internet en sociale media vaak op eenzelfde manier bekeken als kroegen, waar mensen in gezelschap en in kennelijke staat zich verbaal ook wel eens laten gaan. Als bepaalde kroegpraatjes je niet aanstaan, dan blijf je daar toch weg en zoek je een andere kroeg op? Zo ook op internet. Als je niet geconfronteerd wilt worden met ongenuanceerde oprispingen kun je er ook voor kiezen niet naar een site als Geenstijl.nl of naar bepaalde Facebookpagina’s te gaan (tenzij je je wel eens lekker wilt ergeren, natuurlijk). Ieder een eigen kroeg, ieder een eigen internetforum. Maar in de hevigheid van de Zwartepietendiscussie kwam ik erachter dat de deur van de virtuele kroeg ook wel eens te ver open staat en dat het verbaal geweld de straat op waait, recht in mijn gezicht. Via een Facebook-connectie werd ik namelijk ongevraagd geconfronteerd met een geliket bericht, waarin iemand wild om zich heen mepte ter verdediging van onze Zwartepiettraditie. 'Eerst pikken ze onze banen in, en nu pakken ze onze Zwarte Piet ook nog af!' - dat soort werk. Zelden een bericht gelezen waarin de plank zo vaak mis werd geslagen. Letterlijk iedere zin bevatte een mankgaand verband of een feitelijke onjuistheid – nou ja, op de eerste zin na dan. Daarin meldde de schrijver dat hij hier 'zooo woedend' van werd. Gezien het meer dan redelijke aantal uitroeptekens hierbij geloofde ik dat wel.
Waarom lijkt op internet de rem er af te gaan? Hiervoor zijn verschillende verklaringen aan te dragen, zoals het idee dat mensen online niet duidelijk te identificeren zijn, en ze daardoor geen directe verbinding voelen tussen hun online handelen en hun eigen identiteit. Verder zou de online wereld als onecht waargenomen worden in vergelijking met de offline wereld, waardoor online gedrag als een spel beschouwd wordt (“dissociatieve verbeelding”). Ook de asynchroniciteit van online communicatie en de afwezigheid van signalen van status of autoriteit, zoals kleding, lichaamstaal en omgeving, worden genoemd als factoren die kunnen leiden tot online ongeremdheid. Hoe het ook zij, er valt niet aan te ontkomen. En wie teveel wordt blootgesteld aan deze ongeremdheid zou bijna gaan vrezen voor de toekomst van onze beschaving.
In een van die spaarzame momenten dat de moed zich ergens ten zuiden van mijn knieën bevond, viel mijn oog echter op een bericht van 20 november j.l. op de webpagina van het UT Nieuws, 'Christelijke studenten willen geen opgedrongen porno'. Het bleek dat vier christelijke studentenvereniging bij de gemeente protest hadden aangetekend over het vermeende seksuele karakter van het GOGBOT-festival van afgelopen september op de Oude Markt. Daar had geen gemeentesubsidie naartoe mogen gaan, vonden ze; christenen en ouders met kinderen zouden onder het mom van vrije meningsuiting ongewild zijn geconfronteerd met 'erotische creaties'. Nu schijnt religie een van die gespreksonderwerpen te zijn die je soms in gezelschap maar beter kunt mijden vanwege het risico op conflicten. Ik vreesde dan ook het ergste toen ik naar beneden scrolde om de reacties van lezers te bekijken. Maar dat was geheel onterecht. De reacties waren het toonbeeld van redelijkheid. De reageerders, sommigen met naam en toenaam, anderen alleen met voornaam, schreven keurige volzinnen (Volzinnen!), hoofdzinnen en bijzinnen, en zonder noemenswaardige grammaticale fouten. Ze gingen in op elkaars argumenten (Argumenten!), gaven onderbouwingen (Onderbouwingen!) voor hun opvattingen, en schreven meestal meerdere alinea’s in plaats van enkele zinnen. Geen overdaad aan uitroeptekens, jij-bakken, scheld- en schuttingwoorden, bedreigingen... Zo kan het dus ook!
Het zou natuurlijk kunnen dat de redactie sommige al te gortige reacties heeft *weggejorist*, maar door deze kanttekening liet ik me niet weerhouden mijn PC in goed gemoed uit te zetten en met verende tred het pand te verlaten. De UT is echt een kroeg naar mijn hart...