In de afgelopen jaren is met de introductie van ‘de richtlijn OER’, de opgelegde en integrale invoering van TOM bij alle opleidingen en de introductie van functies als onderwijsdecaan (‘vice-rector’) en onderwijsdirecteuren in de faculteiten, de greep van het college op het onderwijs vergroot. De rector steekt niet onder stoelen of banken dat hij het liefst direct zelf verantwoordelijk voor de opleidingen zou willen zijn, maar daarvoor is het wettelijk noodzakelijk dat alle faculteiten worden samengevoegd.
De PvdUT is zeer kritisch over deze ontwikkelingen en het onderliggende machtsdenken. De belangrijkste, noodzakelijke veranderingen in de onderwijsorganisatie zijn volgens ons de volgende:
- De richtlijn OER die het college uitvaardigt zonder enige vorm van medezeggenschap is veel te gedetailleerd en holt de (mede)zeggenschap van de opleidingen uit. Naar onze mening is dat ook juridisch niet houdbaar. Het college dient zijn regelzucht via richtlijnen sterk in te perken.
- De TOM-regels en -vereisten aan de opleidingen hollen ten onrechte de facultaire verantwoordelijkheid voor de inhoud, eindtermen en didactiek van de opleidingen uit. De opleidingen moeten weer hun verantwoordelijkheid kunnen waarmaken: de coördinatie door het college moet zich weer beperken tot een goede ondersteuning van de opleidingen.
- In dezelfde lijn moet de figuur worden gezien van één onderwijsdirecteur per faculteit die de opleidingen aan zou moeten sturen (lees: de TOM-filosofie bewaken). Formeel behoren ze niet tot het opleidingsbestuur, noch tot het faculteitsbestuur. Hetzelfde geldt voor de ‘onderwijsdecaan’, die de uitvoering van TOM beoogt te coördineren. Samen vormen zij de UCO, formeel een adviescommissie voor onderwijs, maar feitelijk steeds meer een beleid bepalend en bestuurlijk orgaan, waar geen medezeggenschap op mogelijk is. Naar onze mening is deze bestuurslaag ongewenst, overbodig en één van de voorbeelden hoe onderwijsbekostiging uitgehold wordt door een overmaat aan bureaucratie.
Twente heeft opleidingen binnen faculteiten, óf niet, daarover zou je het kunnen hebben (vooralsnog zijn we geen ‘faculteit Twente’). De faculteiten moeten de OER vaststellen, het bestuur van de opleidingen moet weer helder bij het opleidingsbestuur komen te liggen, de genoemde functies kunnen worden opgeheven, het CvB beperkt zich opnieuw tot randvoorwaarden scheppen voor onderwijs en onderzoek, leidend tot goede organisatie en ondersteuning (en vaardigt alleen in die zin richtlijnen uit) en de UCO dient in die zin weer een ‘echte’ adviescommissie te worden.
Derko Budding,
namens de PvdUT-fractie in de UR