Er is in elke vakgroep op de universiteit een speciale voorraadkast met dit soort spullen. Pröttel zoals sommigen het denigrerend noemen. Stash zoals ik het noem. Je haalt het spul het liefst als iedereen van de afdeling is, bijvoorbeeld als ze aan het koffiedrinken zijn rond tien uur. Vanaf het moment dat je de voorraadkast inglipt voel je de tijd tikken. Een normaal iemand pakt een pen en een nieuwe rol plakband. Maar jij bent niet normaal. Je wilt alles aanraken en dus duurt het lang. Je denkt sowieso dat secretaresses een timer hebben om je verblijf in de kast te klokken, want je voelt hun priemende oogjes als je uit de kast komt. Daarom beter als iedereen koffiedrinkt. De walk of shame terug naar kantoor met armen vol spulletjes is in je eentje al erg genoeg.
In het bedrijfsleven hebben ze ook voorraadkasten. Op een dag, toen ik nog voor een TNO-achtig bedrijf in San Sebastián (Baskenland) werkte, zag ik mijn collega’s van de kantoortuin richting koffiezetapparaat slenteren. Eindelijk. Ik sneakte naar de voorraadkast, knipte het licht aan en sprong een meter in de lucht omdat ik meende tegen de rug van een grizzlybeer aan te kijken. Het bleek mijn Amerikaanse collega Stefan te zijn. Stefan was computerwetenschapper en een Amerikaan zoals je ze in films als The Big Lebowski ziet. Overgewicht, kaal op de bovenkant, hippiehaar aan de achterkant en maffe dialogen. Hij was sound engineer geweest in de muziekindustrie. Veel festivals en drugs. Daarna ging hij de wetenschap in, behaalde pas rond zijn vijftigste zijn PhD en nu, zeven jaar voor zijn pensioen, deden we samen onderzoek naar emotie in mens-machine interactie.
Nerd der nerds. Ooit had hij ons bij de koffie verteld: ‘The dentist told me I needed a new tooth and I should choose a color for the new tooth. He told me I could choose any color. He meant any colour white, but I asked if I really could choose any colour. He said any colour. So I chose blue…. And now I have blue tooth in my mouth!’. Stefan trok opgetogen zijn mondhoek naar achter en daar ontwaarden wij inderdaad een blauwe tand ‘gedrenched’ in nootjes en cola. Oh, wat hield ik van de grote, onbenullige, vriendelijke ouwe grizzly.
Terug naar de kast. Stefan had zijn handen vol spulletjes en keek me nerveus en beschaamd aan. ‘Jij ook?’, sprak ik snel. Dat was het begin van een geheim bondgenootschap. Door samen te werken kwamen we verder. We stonden wacht voor elkaar en wisselden tips uit. Stefan wist veel van perforators. Maar de Basken hieven onze onrendabele afdeling op. Aan alle moois komt een eind. Hij ging terug naar California en ik terug naar Nederland waar ik kon werken op de UT.
Tijdens de persconferentie gisteren werd duidelijk dat je naar kantoor mag als het moet, maar thuis moet werken als het kan. Ook het devies van onze universiteit. Kom alleen als het nodig is. Ik kan toch moeilijk zeggen dat ik echt moest komen, omdat mijn sharpies op waren?