Weg fietst ze. In een opwelling vroeg ze of ze zelf naar school mocht fietsen en ik antwoordde: ‘Ja, doe maar, probeer maar’. Als moeder weet je dingen. Ze werd vorige week tien jaar en ik kan loslaten. Hoewel we hemelsbreed 540 meter van de school wonen, is fietsen in onze wijk levensgevaarlijk. Niet door onoplettende kinderen, maar door onoplettende ouders. Ouders die hun kroost scheurend naar school brengen in oversized SUV’s. Ik grom als ik mezelf weer maximaal breed op de weg maak om iemands vaart te minderen, ‘alsof we in de outback van Australië wonen in plaats van Enschede’.
Een jongere collega vroeg me onlangs om raad over haar loopbaan op de UT. Ook vroeg ze me - ‘als het niet te persoonlijk is’ - wat voor effect moeder worden op mijn carrière had. Deze vraag krijg ik vaker. Soms van vrouwelijke studenten, soms van vrouwelijke promovendi. Nooit van mannen. Je ontkomt er eigenlijk niet aan hierover na te denken als vrouw. Je moet actief een beslissing nemen. Of je probeert het – een kind krijgen - te laten gebeuren of je moet het actief verhinderen. De klok in je lijf tikt. De klok in wetenschapsland tikt echter ook genadeloos. Als je ambitieus bent, als je plannen hebt de wetenschap op stelten te zetten met andere methoden, nieuwe kennis of een nieuwe manier van leiderschap, de ratrace naar de top is urgent. Geen minuut te verliezen!
Ik werd zwanger toen ik net bevallen was van mijn eerste kindje: mijn Veni-project, een wetenschappelijk project met prestigieuze beurs. Al mijn wensen over hoe wetenschap gedaan moet worden, had ik erin gestopt. Een empirisch onderzoek naar de maatschappelijke en ethische implicaties van neurotechnologie met kunst en verbeelding als onderzoeksmethoden. Varend op mijn intuïtie schreef ik een prikkelend voorstel. Echt goed doordacht was het niet, maar ik kreeg een kans! Door de toekenning van de Veni kreeg ik een zak geld om mijn eigen onderzoekslijn op te zetten. Vrijheid!
Wat ik toen nog niet wist: tijdens mijn Veni-project zou ik twee kinderen krijgen. Tuurlijk is alles wat ze zeggen waar: zij zijn het beste in mijn leven. Ik voel me immens rijk en ben dankbaar dat ik hun moeder mag zijn. Maar eerlijk is eerlijk…. Ik was niet voorbereid op het effect van moederschap op mijn carrière. Mijn vrijheid en autonomie was weg. Solist als ik ben (als vele wetenschappers zijn?) vond ik het, heel moeilijk dat mijn leven bepaald werd door de zorg voor een ander en het voedings-, slaap- en waakritme van een ander. Ik ergerde me eraan dat ik continu dingen moest overleggen. Met hun vader, met het consultatiebureau, met school, met de GGD, met m’n moeder die ik nodig had om op te passen. Ik werd ineens afhankelijk van andere mensen. Een Afrikaans spreekwoord zegt: ‘In je eentje ga je sneller, samen kom je verder’. Nou, ik ging liever snel!
De voorsprong op mijn peers die ik tussen mijn twintigste en dertigste had opgebouwd door knetterhard te werken, verloor ik. Mijn Veni-project voerde ik wel uit, maar publiceren lukte me niet. Met name mannelijke peers begonnen me in te halen. Kregen de posities die ik wilde hebben. Werden universitair docent, terwijl ik postdoc bleef. Het leek wel of niemand naar me luisterde. Mijn momentum, zoals ik het noemde, ging verloren terwijl ik met babykots op mijn schouders thuis zat.
Na tien jaar is dit wat ik moet toegeven. Naast liefde zat ik ook jaren vol zelfbeklag en nam onvoldoende tijd te genieten van wat ik had. Gelukkig bleef Moeder Natuur stoïcijns en had ze geen medelijden met me. Ik kreeg het lesje dat ik nodig had.
Aan jongere collega’s dus vooral het advies om mij niet om raad te vragen. Doe vooral niet wat ik deed. Ik dacht dat ik de ratrace moest winnen om wat voor te stellen. In plaats van krampachtig vasthouden, had ik los moeten laten.