Uit met de pret

| Lars van de Zandschulp

Lars van de Zandschulp is masterstudent technische bedrijfskunde en staat middenin het Enschedese studentenleven. Hij schrijft om de week een column voor U-Today, over wat hem opvalt in de stad en op de campus. Vandaag over het verdwijnen van de introductiekampen.

Photo by: RIKKERT HARINK

Wie denkt dat ik de berichten over de opleidingskampen met genoegen las, heeft het mis. Graag had ik nog een jaar willen meegenieten van hoe eerstejaars op een dor weiland wachten tot de bierkraan opengedraaid wordt. Studenten die na het Paradokskamp klachten indienden, vermeldden ook dat ze het grotendeels leuk hadden met elkaar, ondanks de draaiboekpogingen dit te verstoren.

Het grote euvel zit hem natuurlijk niet in het houden van een kamp, maar in het doelbewust naar maken van wat een fantastische ervaring zou kunnen zijn. Met de klachten werd trouwens bar weinig gedaan tot het verschijnen van die ene column, waarna er opeens grote urgentie ontstond om gesprekken te voeren.

Ik sta meer versteld van de schrik die dit teweeg bracht en er voor zorgde dat eindverantwoordelijken het totale kampgebeuren niet meer aandurven. De argumenten die hiervoor worden aangevoerd door Paradoks en de woordvoerende SU-bestuurder laten zien dat er weinig aanpassingsvermogen en -wil is. Elk onderdeel van een kamp op de rode lijst zetten is een gemakzuchtige manier om omdenken te vermijden. Waarom zou je volgend jaar geen leuke cantus kunnen geven, of alcohol-gerelateerde activiteiten aantrekkelijk maken voor iedereen? 

De stuurgroep stelt ten eerste dat ‘de introductiekampen niet direct bijdragen om studenten kennis te laten maken met hun studieomgeving’. Een Kick-In onderdeel dat niet draait om Canvas of kennismaken met faculteitsmedewerkers, quelle horreur. De gedeelde kampervaring met enkel opleidingsgenoten laat studenten inderdaad niet kennismaken met hun directe studieomgeving, maar wel met de belangrijkste mensen hierin: de medestudenten.

Na een paar dagen Enschede verkennen onder de veilige vleugels van je doegroepouders, zien eerstejaars hun lichtingsgenoten weer. Er valt ontzettend veel te bespreken en de doegroepbubbel wordt eventjes doorbroken. Binnen no time wordt iedereen immers grotendeels opgeslokt door het eigen ingebaande pad en sluit de bubbel. Mocht je binnen je doegroep niemand vinden waarmee je een klik hebt, dan is het kamp de uitgelezen kans gelijkgestemden te vinden.

Het afschaffen van die kampen met als redenen een verhoogd risico op sociaal onveilige situaties en dat ze een van de meest intensieve onderdelen van de Kick-In zijn, getuigen wederom van een overtrokken reactie waarmee wordt gepoogd het kleinste risico af te dekken. Er is niks inherents aan kampen dat tot genoemde gevolgen zou moeten leiden, zolang de organisatie dezelfde belangen voor ogen heeft als die van de deelnemers.

De intensiviteit is met een vooraf goedgekeurd draaiboek het beste te bepalen van de hele Kick-In week. Goed eten, sportief bezig zijn, een fatsoenlijke bedtijd; de meeste studenten halen er daar maximaal één van op een normale Kick-In dag. De sportdag, wel te verstaan.   

Tenslotte dicteert de stuurgroep dat een campusprogramma ‘het beste’ is voor alle studenten en beter past bij de doelen van de introductieperiode. Een afgeslankt en vrijblijvend programma moet zorgen dat studenten béter hun plek vinden in het studentenleven en hun studie, terwijl het uitnodigt om het hele faculteitsgedeelte simpelweg over te slaan. Dat is op z’n minst paradoksaal te noemen.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.