Ik zit nog maar bij mijn vierde column en nu al denk ik veel na over de toon van de vorige stukken. Tuurlijk, het schrijven ervan was een avontuur op zich. Ik kon me even helemaal opwinden en dat ook nog publiekelijk delen. Voor een moment voelde ik me een soort woordsoldaat. Eentje die, gewapend met woordspelingen en vergelijkingen, de dingen aanviel die misgingen. Studenten om me heen reageerden enthousiast en medewerkers mailden dat ze de frustraties herkenden.
Maar toch knaagt het.
Ik ben iemand die veel ziet, merkt en vindt. Grote en kleine dingen op de campus verwonderen me. Zoals de poortjes van het Sportcentrum, die tegen mijn verwachting in, nog steeds gesloten zijn als ik ’s avonds ga judoën. Of de discussies rondom de langstudeerboete, terwijl de wet er nog niet eens ligt. Zeker als ik onrecht zie – van slechte communicatie tot een tentamen dat de stof niet dekt – wil ik daar iets aan doen. Ik wil dingen verbeteren.
Maar dingen verbeteren doe je niet door uit frustratie een wij-zij verhaal te tikken. ‘Kritisch zijn is een vorm van liefde’ zei een van mijn voorbeeldcolumnisten Femke Nijboer ooit. Mooie woorden die ik onthield, maar die me nu pas beginnen te dagen. Kritisch zijn is iets anders dan kritiek leveren. Het is altijd makkelijk om te roepen dat iets niet deugt om vervolgens je laptop dicht te klappen.
Misschien merk ik daarom steeds vaker dat harde standpunten het debat domineren. Het gaat hierbij echt niet alleen over Trump’s verkiezingszege, maar ook om de uitdagingen die we hier – op onze eigen campus – tegenkomen. Zeker nu de financiële situatie ons dwingt moeilijke keuzes te maken. Keuzes die, hoe dan ook, niet voor iedereen goed kunnen zijn. We kunnen hierin blijven wijzen op wat niet goed gaat – en ja, dat moet soms ook – maar laten we dat doen met de bereidheid om samen te zoeken naar oplossingen.
Toen ik begon met columns schrijven, kreeg ik een tip: niet te braaf zijn. Een goede column mag schuren, zelfs pijn doen, omdat je weet dat mensen het niet eens met je zullen zijn. Maar juist nu, met zoveel polarisatie, zoek ik naar de balans tussen kritiek en constructie. Misschien begint dit met een bijscholing voor die innerlijke woordsoldaat. Niet het zwaard wegleggen, maar het scherpen en leren hoe je het gebruikt om uit te groeien tot een toetsenbordridder.