Je bent weer even terug op de UT. Hoe bevalt dat?
‘Heel goed! Het voelt als thuiskomen. Ik zat ooit zelf in het bestuur dat de eerste PhD-dag organiseerde. Dan is het heel leuk om hier als keynote speaker terug te komen.’
Waarom ging je naar Enschede om te studeren?
‘Ik kwam in 2001 naar Enschede voor mijn studie biomedische technologie. Mijn interesse ging altijd al uit naar natuurkunde en chemie, maar ik wilde ook dingen maken en ontwerpen. Bij biomedische technologie kon ik verschillende werkvelden toepassen. Dat vond ik echt briljant. Ik kon kiezen tussen Enschede en Eindhoven, maar het concept van de campus vond ik erg mooi. Ik voelde me hier meteen thuis. Ook ontmoette ik Jan van Alsté, de toenmalige opleidingsdirecteur van biomedische technologie. Dat was zo’n excentrieke man. Ik kon het meteen met hem vinden. Hij noemde ons pioniers, omdat wij de eerste lichting BMT’ers waren.’
‘Tijdens mijn studententijd was ik heel actief. Ik heb samen met anderen de studievereniging Paradoks nieuw leven ingeblazen. We organiseerden het eerste symposium en de eerste studiereis. Ik denk dat pionieren centraal staat in mijn carrière.’
'Netwerken is een organisch proces'
Begon je na je studie meteen als PhD?
‘Eigenlijk probeerde ik weg te komen van de UT. Na zeven jaar studie vond ik het wel mooi geweest. Maar toen werd ik gevraagd - via een borrel – om onderzoek te doen bij de Tissue Regeneration Research Group. In mijn onderzoek paste ik microtechnologie toe om een biologische micro-omgeving na te bootsen.’
‘Gedurende mijn jaren als PhD, probeerde ik weer zo actief mogelijk te zijn. Mijn studievrienden vertrokken langzaamaan uit Enschede, dus ging ik op zoek naar nieuwe mensen. Het was een kwestie van mezelf opnieuw ontdekken. Dat doe je volgens mij door actief te zijn. Ik vind het ontmoeten van nieuwe mensen heel erg leuk. Noem het netwerken, maar dat woord vind ik eigenlijk te formeel. Het is juist een organisch proces.’
‘Om die nieuwe mensen te ontmoeten, ging ik in het bestuur van P-NUT, het PhD-netwerk van de UT. We wilden het wat groter aan gaan pakken. En dus onderhandelden we met voormalig rector Ed Brinksma over meer budget, zodat we iets op touw konden zetten. Hij was het er helemaal mee eens, maar vroeg wel om een professionelere aanpak. Dat heb ik opgepakt. Wederom was het pionieren geblazen en iets nieuws creëren. Zo ontstond de jaarlijkse PhD-dag.’
Hoe belandde je in Amerika?
‘Er zat nog wat tussen. Tijdens het afronden van mijn proefschrift begon ik bij een bedrijf in Almelo dat energiesystemen voor broeikassen maakte. Ik ging dus van micro, tijdens mijn onderzoek, naar macro in de kassen. Ik bouwde een draadloos klimaatsysteem, dat werkte ik uit van idee tot prototype. Dat beviel mij goed, iets creëren. Ik besloot als consulent aan de gang te gaan: de goede mensen voor bedrijven bij elkaar zoeken, een team opzetten. Met mijn plannen ging ik langs verschillende bedrijven, maar ik stuitte op veel scepsis. Het werd niet begrepen. Toen dacht ik, mede door deze scepsis, misschien moet ik maar eens ergens anders naar toe.’
En dat werd Amerika?
‘Precies. Amerika is toch nog steeds het land van de onbegrensde mogelijkheden. Ik was ondertussen gepromoveerd en had ontslag genomen bij het bedrijf in Almelo. In Twente zat ik een beetje vast, dus dit was het moment. Het liefst ging ik naar Silicon Valley, daar kijkt de rest van de wereld toch jaloers naar. Een postdoc-positie was voor mij de beste manier om snel in een gave omgeving terecht te komen. Ik besloot op een aantal posities in Amerika te solliciteren, waaronder één in Stanford.’
‘Uiteindelijk werd het de postdoc aan Stanford. Ik houd me daar bezig met onderzoek dat het mogelijk maakt om duizenden ziektes tegelijk te meten of om duizenden biologische interacties te volgen. Silicon Valley ligt rond Stanford. Ik ontmoet wekelijks mensen van Venture Capitols, Angel Investors en CEO’s van start-ups en de grote (bio)tech bedrijven. Op de campus heerst een soort drang om een start-up te beginnen. Dit geldt ook voor mijn collega’s en mij. We denken er serieus over na om een start-up te beginnen zodra onze technologie is gepatenteerd en gepubliceerd.’
Hoe is het leven in Silicon Valley?
‘Tussen de bedrijven is een ontzettende battle om talent. Daarom zijn de salarissen in de Valley echt gestoord, maar de huizenprijzen ook. Een kleine studio kost al gauw 800.000 dollar. Veel mensen, waaronder ikzelf, kiezen voor een woongemeenschap. Ik woon in 20Mission. In dit huis wonen mensen met start-ups en mensen die zich bezig houden met technologie, zoals crypto currency, een soort digitale munteenheid. Ik ontmoet hier dagelijks mensen met start-up verhalen en krijg het laatste nieuws te horen op het gebied van crypto currency.’
'In Europa is het moeilijker om een start-up van de grond te krijgen.’
Even terug naar Twente. De UT profileert zichzelf als ondernemende universiteit. Wat vind jij daarvan en wat kunnen we leren van Silicon Valley?
‘Ik vind het gaaf dat de UT zo ondernemend is. Wat heel belangrijk is voor start-ups, is een goed team. De UT moet op zoek naar talent dat een beginnend bedrijfje goed kan runnen. Of maak bijvoorbeeld een bootcamp voor start-uppers. Leer ze hoe je geld binnenhaalt, hoe je een team opzet, dat soort skills zijn belangrijk.’
‘Tegelijkertijd moet je niet vergeten dat Europa heel anders is. Wij willen ook een Silicon Valley in Nederland, maar dat gaat je niet lukken. In Amerika heb je veel durfkapitaal: investeringsmaatschappijen die tien miljard dollar in verschillende beginnende bedrijven investeren. In Europa zijn investeerders veel conservatiever, wat ook goed is hoor, maar dan is het moeilijker om een start-up van de grond te krijgen.’
Na het weekend vliegt Harink weer terug naar Amerika. Hij heeft nog een paar dagen in Nederland om wat vrienden in Enschede op te zoeken. Silicon Valley is natuurlijk leuk, maar je studievrienden van de campus…die vergeet je niet zomaar.