Remko Put werkt aan projecten die zó in MegaStructures hadden gekund, het destijds zo populaire tv-programma van Discovery Channel over extreem grote bouwwerken. Denk aan de kunstmatig gecreëerde Palmeilanden voor de kust van Dubai, of het nieuw aan te leggen stroomnet op de Noordzee om enorme hoeveelheden offshore windenergie naar land te brengen. Bij beide was/is Put nauw betrokken.
Het is de wereld van ‘big toys for big boys’; van prestigieuze projecten en immense machines. Afgelopen zomer nog werd voor een van Puts projecten het grootste kraanschip ter wereld – de 220 meter lange en 119.000 ton zware Sleipnir – in stelling gebracht. Het ging om de plaatsing van de jacket (het onderstel) van een ‘stopcontact op zee’ voor het toekomstige windpark Hollandse Kust (zuid). Dat ligt 18 kilometer uit de kust van Katwijk en krijgt twee van dergelijke stopcontacten, voor een transportcapaciteit van 2x 700 megawatt. Samen met een collega – toevallig ook een UT-alumnus, Joris Engelen – leidt Put de bouw ervan. Dat doet hij namens TenneT, die als landelijke hoogspanningsnetbeheerder de aangewezen partij is om het net op zee aan te leggen.
Gevormd op de UT
Ingenieur Put (‘ik zat bij de laatste lichting die deze titel mag voeren’) groeide op in Holten. Na de middelbare school koos hij voor civiele techniek aan Saxion. De praktische insteek van die bachelor sprak hem aan, maar eenmaal afgestudeerd had hij nog niet het gevoel ‘klaar’ te zijn. De kans om aan de UT verder te studeren, greep hij met beide handen aan. Een goede beslissing, vindt hij nog steeds. ‘Zo’n masteropleiding vormt je manier van denken. Het helpt om een systematischer en procesmatiger manier van projectbeheersing te ontwikkelen, die (onbewust) nog steeds dagelijks van pas komt.’
Na een onderzoek in India voor de thesis waarmee hij zijn master afrondde, werkte Put – niet toevallig – veel aan baggerprojecten in het buitenland: Dubai, Nigeria, Kazachstan, Rusland. Die liefde voor verre streken ontstond in de Enschedese Wilhelminastraat. ‘Een van mijn huisgenoten was gek op reizen en hij heeft me behoorlijk enthousiast weten te maken.’ Put bekostigde zijn reislust met allerlei baantjes, bijvoorbeeld als kelner in het toenmalige Arke Stadion en bij feestzalen in de regio. ‘Het studentenleven ging een beetje langs me heen; ik was veel aan het werk. Maar op die manier kon ik me mijn reizen veroorloven, plus een autootje waarmee ik elke dag naar de campus tufte.’
'Als je wordt gebeld of je nú naar het andere eind van de wereld kunt gaan, dan gá je. Dat is nou eenmaal de mentaliteit die bij dat werk hoort'
Jarenlang verbleef Put voor zijn werk voornamelijk in het buitenland, volgens het schema van ‘acht weken op, vier weken af’. Toch zegde hij die internationale werkkring uiteindelijk vaarwel. ‘Op een gegeven ogenblik ga je samen met je partner kijken naar de toekomst. Ons beeld daarvan viel naar mijn mening niet te combineren met mijn toenmalige werk. Ik was me altijd terdege bewust van de grote belangen die op het spel staan. Als baggeraar werkte ik regelmatig met materieel dat tien- tot honderdduizenden euro's per dag kost. Als je dan tijdens je verlof in Nederland wordt gebeld of je nú naar het andere eind van de wereld kunt gaan om een klus te klaren, dan gá je – ik althans. Dat is nou eenmaal de mentaliteit die bij dat werk hoort.’
Eenmaal terug in Nederland – ‘die omschakeling was wel even wennen’ – rolde Put al gauw in de inmiddels onstuimig groeiende sector van de offshore windenergie. Een sector waarmee hij al enige ervaring had: voor zijn buitenlandse baggerprojecten werkte Put mee aan het Prinses Amalia Park, een van de eerste offshore windparken in Nederland.
Stopcontacten op zee
Na zes jaar gewerkt te hebben als manager van windenergieprojecten bij een offshore dienstverlener, kwam Puts huidige werkgever TenneT op zijn pad. ‘En daar kun je niet omheen in deze sector’, lacht hij. ‘Nederland kent maar een paar echt hele grote projecten, waaronder de nieuwe sluis bij IJmuiden, de renovatie van de Afsluitdijk én offshore wind op de Noordzee. Als bouwer van het net op zee biedt TenneT heel interessante projecten.’
Als sub-projectleider platforms voor de netverbinding Hollandse Kust (zuid) kan Put voorlopig zijn professionele ei wel kwijt. Nu het eerste onderstel staat en de zeekabels zijn getrokken, kan het in Dubai gebouwde platform volgend jaar naar Nederland verscheept worden – over zee, een complexe operatie - en met groot materieel op z’n plek gezet worden. Als die klus geklaard is, mag alles nog een keer op repeat, want Hollandse Kust (zuid) krijgt twee ‘stopcontacten’.
Voor de jaren daarna liggen er nog genoeg uitdagingen bij andere nieuwe wind-wingebieden die nog ontsloten moeten worden, zoals IJmuiden Ver en Ten Noorden van de Wadden. Al die nieuwe windparken op zee moeten al in 2030 zo’n 49 terrawattuur (TWh) opleveren, ofwel 40% van het huidige Nederlandse elektriciteitsverbruik. De (maatschappelijke) belangen zijn dus groot. Erg onder de indruk daarvan lijkt Put niet. ‘Ik sta er inderdaad niet zo bij stil dat we ‘de transitie mede mogelijk maken’, erkent hij. 'Dat leidt alleen maar af. Ik doe gewoon zo goed mogelijk mijn werk.’
Poten in de klei
Gevraagd naar een advies voor de UT-studenten van nu, zegt Put: ‘Volgens mij moet je vooral niet te snel ‘manager’ willen worden. Daar is nog tijd genoeg voor. Geniet ervan dat je met je poten in de klei kunt staan; zorg dat je er met je neus bovenop zit als praktische problemen moeten worden opgelost. Toon eigenaarschap; help problemen te kwalificeren en denk mee over oplossingen. Dat is leuk én je leert er veel van. Ik heb verschillende keren in een totaal vreemd land projecten moeten organiseren zonder de taal te spreken en soms met niemand anders om me te helpen dan een chauffeur die drie woorden Engels sprak. Dat was uitdagend, maar ongelooflijk leerzaam – en het gaf een enorme kick toen het uiteindelijk lukte. Ik hou ervan om te leren door dingen te doen die ik nog nooit heb gedaan; om te worstelen en uiteindelijk boven te komen. Dan leer je lessen die je nooit meer vergeet.’