Elke zes jaar legt de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie alle opleidingen in het hoger onderwijs onder een vergrootglas. Het kwaliteitsoordeel is nu en dan negatief, tot teleurstelling of zelfs tot woede van bestuurders, managers en docenten.
Anne Flierman, van 2005 tot 2013 collegevoorzitter van de UT, heeft het de afgelopen acht jaar mogen meemaken als voorzitter van de NVAO. Iedereen kijkt mee: overheid en politiek, studenten en medewerkers, en bestuurders. ‘Naarmate je te dicht bij de ene partij komt, worden de andere kritischer, bozer of argwanender. De kunst is om bij iedereen vertrouwen en geloofwaardigheid te behouden.’
En is hem dat gelukt? Flierman denkt van wel. ‘Wat niet wegneemt dat mensen er meestal niet blij van worden als je een negatief besluit neemt. Een enkele keer zegt een bestuurder die dat overkomt: jullie hebben eigenlijk wel gelijk. Maar ik heb ook meegemaakt dat colleges of zelfs de verenigingen van universiteiten en hogescholen heel boos op mij waren. Ook het ministerie stellen we weleens teleur. Tegen onze medewerkers zeggen we soms: we zijn er nu eenmaal niet om aardig gevonden te worden.’
Wakker lag hij er niet van: ‘Voor de geloofwaardigheid van het stelsel is het goed dat er af en toe een negatief besluit valt. Dan groeit het vertrouwen dat alles ook echt in orde is als we wél een positief oordeel geven.’
Bezwaren ingeslikt
Maar net nu Flierman met pensioen gaat, staat er van alles te gebeuren met de keuringen. Als het aan demissionair minister Van Engelshoven ligt, mogen instellingen vanaf 2024 hun eigen opleidingen gaan beoordelen. De NVAO controleert in principe alleen of ze dat goed doen.
Waarom zou je de slager zijn eigen vlees laten keuren?
Dat plan voor instellingsaccreditatie ontstond na lang aandringen van de universiteiten, maar het kwam er niet zonder slag of stoot. Onder meer hogescholen, studentenorganisaties, en ook regeringspartij VVD zagen er lange tijd niets in, want waarom zou je een slager zijn eigen vlees laten keuren? De meeste clubs lijken hun bezwaren inmiddels te hebben ingeslikt, op de Landelijke Studentenvakbond na. Maar de Tweede en Eerste Kamer moeten er nog wel mee instemmen.
In het nieuwe systeem zal elke universiteit en hogeschool eens in de zes jaar gekeurd worden. En net als nu bij de opleidingsaccreditaties krijgen instellingen die straks niet meteen worden goedgekeurd een herkansing.
Die ene hoogleraar
Tot nog toe kunnen besturen met een NVAO-rapport zwaaien als een opleiding zo’n ‘gele kaart’ krijgt, maar straks laten ze zo’n rapport zelf schrijven. Halen ze zich daarmee niet veel lastige gesprekken op de hals, misschien wel met hun meest gerenommeerde werknemers?
‘Het is ongetwijfeld ingewikkeld om die ene hoogleraar die een Spinozapremie heeft gewonnen te moeten vertellen dat zijn of haar opleiding beter kan’, erkent Flierman. ‘Er zijn genoeg bestuurders die me ooit hebben gezegd dat een negatief NVAO-oordeel hun helemaal niet slecht uitkwam. Ze hadden daarmee een externe stok achter de deur en ze vonden zelf ook dat er bij een bepaalde opleiding iets moest gebeuren.’
‘Het kan geen kwaad om de boel eens op te schudden’
Bij instellingsaccreditatie komt de verantwoordelijkheid volledig op hun eigen bord te liggen. ‘Maar goed, dat willen ze zelf’, zegt hij. ‘En het is bovendien wel weer eens tijd voor een wisseling in het systeem. De opleidingsbeoordeling zoals we die nu kennen, draait inmiddels al zes cycli in Nederland. Dan kan het geen kwaad om de boel eens op te schudden met een nieuwe aanpak.’
Nog meer papierwerk
Zo’n nieuw systeem brengt ook andere risico’s met zich mee. Want zoals in talentenjachten niemand als eerste af wil vallen, zo wil in hogeronderwijsland niemand als eerste zakken voor de instellingskeuring. ‘Straks gaat iedereen keihard zijn best doen om ruim over die eerste horde te springen’, verwacht Flierman. ‘En daarna moeten ze ervoor zorgen dat de opleidingskeuringen goed verlopen. Het risico dat de hoeveelheid werk daardoor fors toeneemt is groot. Dat signaleert de minister ook.’
Dus bestuurders moeten straks kritisch zijn naar hun eigen mensen én ze krijgen er een boel papierwerk bij? ‘Dat is wat gechargeerd’, glimlacht hij. ‘Maar als dit nieuwe stelsel er komt krijgen bestuurders van hogescholen en universiteiten inderdaad een behoorlijke extra verantwoordelijkheid richting hun eigen mensen. En ze zullen eerder worden aangesproken als er problemen zijn.’
Het netjes bijhouden van de administratie is volgens hem de beste truc om het papierwerk binnen de perken te houden. ‘Veel Nederlanders zijn nu bezig met hun belastingaangifte. Wie zijn zaken op orde heeft, doet dat veel makkelijker dan wie ineens al zijn afschriften door moet ploeteren.’
Bij accreditaties werkt dat net zo. ‘Je moet als instelling met je opleidingen continu over een bepaalde hoeveelheid gegevens beschikken. Ik spreek gelukkig redelijk wat bestuurders die zeggen: met een symbolische druk op de knop kan ik zien hoe het ervoor staat met de kwaliteit van al mijn opleidingen.’
Archiefbeeld: Flierman in 2013. Foto: Gijs van Ouwerkerk.
Brandweerfunctie
Accrediteren blijft een balanceer-act, zegt Flierman. ‘Aan de ene kant is het de kunst om de autonomie van hogescholen en universiteiten te respecteren. Maar aan de andere kant hebben studenten, belastingbetalers en de overheid er nu eenmaal baat bij dat er af en toe iemand streng meekijkt.’
Hij hecht veel waarde aan de ‘brandweerfunctie’ van de NVAO: gebeurt er bij een opleiding of instelling opeens iets ernstigs waardoor de onderwijskwaliteit in het geding komt, dan moet er snel kunnen worden uitgerukt.
In het huidige stelsel is daar nog nauwelijks sprake van. Want dan moet de minister de NVAO eerst officieel verzoeken om een onderzoek in te stellen. ‘En voordat daar dan weer een besluit of conclusie aan verbonden is, ben je zo één à twee jaar verder’, zegt Flierman. ‘Dat betekent in feite dat tegen die tijd ook de eerstvolgende gewone accreditatie er alweer aan komt. Die brandweerfunctie is in het huidige stelsel, volgens ons, dus nog niet zo goed geregeld.’
Het liefst zou hij zien dat de NVAO straks de mogelijkheid krijgt om op eigen gezag met een instelling in gesprek te gaan als er iets speelt. En dan heus niet om het minste of geringste, benadrukt hij, maar alleen als er echt een groter kwaliteitsprobleem speelt. ‘En dat is typisch zo’n onderwerp waarvan de koepels zeggen: ‘Allemaal leuk en aardig, maar dat moet met voldoende waarborgen omkleed zijn’. Dus die discussies zullen we de komende jaren moeten voeren.’
Niet over één kam
Ook hij heeft de indruk dat universiteiten over het algemeen iets kritischer over extern toezicht zijn dan hogescholen. Een gedeeltelijke verklaring is volgens hem de wisselwerking tussen onderwijs en onderzoek. ‘Voor de carrièreperspectieven van een docent zijn onderzoeksprestaties vaak erg belangrijk’, stelt hij. ‘Maar voor de buitenwereld is vooral het onderwijs bepalend voor wat men van een instelling vindt.’
Dus ja, hij ziet ook wel verschillen tussen hbo en wo. ‘Maar je kunt niet alle instellingen over één kam scheren. Er zijn hogescholen die zich gesloten of juist zeer open opstellen en er zijn universiteiten die buitengewoon transparant of juist veel argwanender zijn.’
‘Geen enkele docent denkt: kom, laat ik vandaag eens slecht onderwijs geven’
Al met al gaat hij met een gerust hart met pensioen, want het Nederlandse hoger onderwijs is volgens hem doorgaans van goede kwaliteit. ‘En zo was het ook zonder de NVAO geweest. Uiteindelijk ken ik geen enkele docent die ’s ochtends naar het werk gaat en denkt: kom, laat ik vandaag eens slecht onderwijs geven.’
Tegelijkertijd draagt een vorm van extern toezicht, of alleen al het bestaan ervan, er volgens hem wel aan bij dat instellingen hun best doen om hun onderwijs zo goed mogelijk in te richten. ‘Een negatief NVAO-oordeel heeft toch impact op je reputatie.’
Oppasservice
Flierman vindt het voorrecht om voorzitter van de NVAO te zijn geweest, maar nu is het tijd voor andere bezigheden. ‘Ik heb mijn hele leven hard gewerkt, een groot deel in bestuurlijke functies. Dat heb ik met veel plezier gedaan, maar het waren ook intensieve tijden. Dus dan is het fijn om het geleidelijk iets rustiger aan te kunnen doen.’
Hij blijft voorlopig betrokken bij internationaliseringsorganisatie Nuffic, en toezichthouder bij Landschap Overijssel en bij Koninklijke Visio, een expertisecentrum voor blinden en slechtzienden. Zijn zoons kijken vooral uit naar ‘opa’s oppasservice’.
wat is accreditatie?
Keuring van kwaliteit
Opleidingen in het hoger onderwijs krijgen elke zes jaar te maken met een keuring van accreditatieorganisatie NVAO. Alleen goedgekeurde opleidingen mogen diploma’s verstrekken. Voor die opleidingen kunnen studenten ook studiefinanciering aanvragen. Nieuwe opleidingen moeten goedgekeurd worden voordat ze van start mogen.
Hoe gaat zo’n accreditatie?
Panels van deskundigen krijgen informatie van de opleidingen en praten met bestuurders, docenten en studenten. Ze kijken naar het niveau van scripties, het onderwijsprogramma, de faciliteiten en meer. Zij vellen uiteindelijk hun oordeel. De NVAO geeft vervolgens het stempel van goedkeuring. Eventueel krijgt een opleiding één of twee jaar de tijd om onvolkomenheden weg te werken.
Krijgen veel opleidingen zo’n herstelperiode?
Vroeger meer dan nu. Het gaat om zo’n 5 procent van de opleidingen. Tot een echte afkeuring komt het zelden. Dreigt dat te gebeuren, dan kiest de onderwijsinstelling meestal eieren voor haar geld en sluit zij de opleiding voordat de NVAO een rode kaart trekt.
Is een accreditatie veel werk?
Critici vinden van wel. Daarom is de instellingstoets kwaliteitszorg (ITK) bedacht. Een universiteit of hogeschool kan daarin laten zien dat het eigen systeem van kwaliteitszorg op orde is. Dan hoeft dat niet elke keer bij alle opleidingen gecheckt te worden, zodat de opleidingsaccreditaties ‘lichter’ worden. Een ITK is – net als een accreditatie – zes jaar geldig.
Wat is het verschil tussen een ITK en instellingsaccreditatie?
Na een ITK worden alsnog alle opleidingen elke zes jaar gekeurd door de NVAO, alleen is de toets lichter. Instellingsaccreditatie is anders. Daarbij keurt de NVAO een hele universiteit of hogeschool goed. Die kan dan zelf de kwaliteit van de afzonderlijke opleidingen bewaken, is het idee.