Kim Schildkamp was ooit een nieuwsgierige en zelfs lichtelijk streberige basisschoolleerling. ‘Je kent die oude schoolrapporten nog wel, met vijf bolletjes? Alleen de rechterbolletjes mochten ingekleurd zijn. Behalve bij schrijven wist ik dat dat geen beginnen aan was. Ik had altijd al een doktershandschrift. Hoewel, met de kennis van nu was het eerder een doctorshandschrift, haha. Ik werd altijd al de professor van de familie genoemd. Het leuke is dat ik eenzelfde soort nieuwsgierigheid nu bij ons vierjarige zoontje Dylan zie.’
Sinds vorig jaar is ze officieel professor, met een eigen leerstoel in Data-Informed Decision Making for Learning and Development. Toch lag studeren nooit voor de hand voor huidig hoogleraar Schildkamp. Erg breed hadden haar ouders het niet vroeger. ‘En lenen, dat deed je niet. Ik ben opgegroeid met het idee dat je geld alleen uitgeeft als je het hebt.’ Dankzij een doortastende decaan op het Twickel College in haar geboorteplaats Hengelo, de steun van haar ouders, een bijbaantje bij de Hema en een aanvullende beurs, kon Schildkamp alsnog kiezen voor een universitaire studie.
Avontuur
Na wat twijfel tussen pedagogiek of onderwijskunde en Utrecht of Nijmegen, werd het uiteindelijk onderwijskunde in Nijmegen. Richting haar afstuderen lonkte het avontuur voor de reislustige Schildkamp. Zo kwam ze voor haar afstudeeronderzoek naar het probleemoplossend vermogen van schoolleiders terecht bij de universiteit van Toronto. En een avontuur was het vanaf dag één. ‘Het vliegtuig landde in de winter, en er lag meer sneeuw dan dat er in vijftig jaar gelegen had. Ik had in eerste instantie een appartement op anderhalf uur reisafstand van de universiteit. Daar had ik als twintigjarige natuurlijk niet goed over nagedacht. Maar in de periode daar ontdekte ik dat ik onderzoeken heel leuk vond, dat smaakte naar meer.’
Eigenlijk wilde ze na haar studie aan het werk bij een onderzoeksbureau. ‘Maar de boodschap daar was: kom maar terug als je gepromoveerd bent’, zegt Schildkamp. En ineens diende op de UT zich een promotieonderwerp aan die haar als gegoten zat, bij de toenmalige onderwijskundige vakgroep Onderwijsorganisatie en Management. Bijkomend voordeel: in Toronto had ze in Lorna Earl, een mentor en later een vriendin voor het leven, gevonden. ‘Toen ik ging promoveren, heeft ze mij onder haar hoede genomen. Op een gegeven moment zei ze tegen mij: we gaan een boek schrijven met iemand uit Nieuw-Zeeland. Dus gingen we samen een boek schrijven. Ook moedigde ze me aan om een plan te schrijven voor een mentorship award voor de grootste onderwijskundige conferentie ter wereld. Met succes! En zij was een van de personen die mij aanmoedigde om me verkiesbaar te stellen als president van ICSEI, de International Congress for School Effectiveness and Improvement, verkiezingen die ik ook nog eens won!’
Krokodillen op de weg
De reislust was na haar afstuderen in Canada zeker niet gaan liggen. Ook tijdens haar promotietraject wilde Schildkamp naar het buitenland. Adrie Visscher – nu hoogleraar, toen UHD – wees haar op de prestigieuze Fulbright-beurs en ook die sleepte ze binnen. ‘Al had ik helemaal niet door dat die beurs zo prestigieus was, ik wilde gewoon graag meer ervaring opdoen in het buitenland. Maar mensen zeiden wel: door deze beurs gaan deuren voor je open.’ Het werd de Louisiana State University in Baton Rouge. Daar merkte ze dat sommige deuren openvlogen, terwijl andere soms muurvast bleven zitten. ‘Mijn huisgenoten spraken enkel en alleen Cajun en weigerden Engels met mij te praten. En op de universiteit had de afdeling best sociale mensen, maar ze werkten wel allemaal met hun deuren dicht. Gelukkig vond ik via een bijeenkomst voor internationale studenten een ontzettend leuke en hechte groep gelijkgestemden. Maar in het onderzoek stokte wel een en ander: om data te verzamelen moest ik eerst toestemming krijgen van de staat Louisiana. Die kreeg ik pas bij een tweede poging, toen ik zei dat ik een Fulbright-beurs had. Toen kon ineens alles en reed ik de hele staat door – langs krokodillen op de weg – naar allerlei scholen, om data te verzamelen voor mijn onderzoek.’
Maar het absolute hoogtepunt was een bezoek aan de universiteit van West Alabama, waar ze uitgenodigd was een lezing te geven. ‘Het was alsof ik een beroemdheid was. Ik werd opgehaald door een – overigens ontzettend markante – privéchauffeur en bij aankomst op de universiteit kreeg ik cadeaus en stond in grote neonletters: “We welcome Fulbright scholar Kim Schildkamp”. Echt bizar! Ik zou er een lezing geven voor de hele universiteit. Omdat er een storm op komst was, kon de lezing niet doorgaan. Maar iemand van de universiteit had mij uitgenodigd om bij haar te logeren en op de dag van de lezing nodigde ze steeds meer vakgenoten uit in haar woning. Uiteindelijk gaf ik mijn lezing in een bomvolle woonkamer, zittend op de grond met een glas wijn in de hand.’
Samen onderzoeken en ontwikkelen
Na haar promotie – terug in Twente – kreeg ze aan de UT ook de kans om als postdoc haar eigen onderzoek vorm te geven. ‘De droom van iedere wetenschapper’, zegt Schildkamp. Waar ze ooit begon met onderzoek naar leiderschap in het onderwijs, raakte ze gaandeweg haar promotietraject al meer en meer geïnteresseerd het gebruik van data in onderwijs. Tijdens haar postdoc, in 2007, legde ze het fundament voor de Datateam-methode, om de informatie die op scholen aanwezig is te gebruiken om het onderwijs te verbeteren. ‘Terwijl we tegenwoordig zelfs al kijken hoe kunstmatige intelligentie kan helpen in de verzameling en interpretatie van data, stond het gebruik van data in die tijd nog in de kinderschoenen. Er was er nog amper besef over de soorten datastromen die er waren op scholen, laat staan hoe ze gebruikt konden worden.’
In 2009, toen Schildkamp universitair docent was, werd het contact gelegd met de Stichting Carmel College. Vijf scholen van die stichting startten met Datateams. Anno 2022 wordt de methode in vijf landen toegepast, van Zweden tot de Verenigde Staten. De verklaring voor het succes? ‘We hadden enigszins de wind mee, omdat de datawetenschappen in opkomst waren. Maar wat zeker geholpen heeft, is dat we de methode samen met scholen hebben ontwikkeld’, zegt Schildkamp. Die uitspraak raakt meteen aan haar raison d’être als wetenschapper: de verbinding met de praktijk. ‘Dat is toch wel de rode draad door mijn hele carrière heen. Ik ben niet iemand die zich verstopt achter een computerscherm in haar eigen kantoortje. Ik wil eropuit, onderzoeken hoe de onderwijspraktijk zich manifesteert en ontwikkelt. Daarom is het ook goed dat wij hier op de UT lerarenopleidingen aanbieden. Ik onderzoek en ontwikkel graag in co-creatie met de praktijk. Zo kom je tot de beste oplossingen om onderwijs te verbeteren, want daar gaat het uiteindelijk om.’
Wat daarbij helpt, is dat netwerken Schildkamp ogenschijnlijk moeiteloos afgaat. ‘Volgens mijn vriendinnen kan ik heel goed non-stop ratelen. Dat is ook een manier om het te formuleren, haha, maar het zit wel in mijn persoonlijkheid. Er zijn wetenschappers die na afloop van een conferentiedag het liefst naar hun eigen hotelkamer gaan, ik zoek liever de recepties op. Iedereen kan netwerken wel leren. Maar of je het ook leuk vindt, dat maakt wel verschil. Ik denk dat door mijn houding wel deuren open zijn gegaan die anders dicht waren gebleven. Ik heb een uitgebreid netwerk van collega’s kunnen bouwen en er zijn ook mooie nieuwe vriendschappen ontstaan.’
Doel
Zo had ze ook een bijzondere relatie met wijlen promovenda Wilma Kippers. In de zomer van 2018 verongelukte Kippers op het Griekse eiland Santorini. Schildkamp en haar collega’s Cindy Poortman en Adrie Visscher verdedigden uiteindelijk een paar maanden later het proefschrift van hun promovenda. ‘Dat was ontzettend heftig. We waren altijd heel hecht als team, we zijn ook een keer bij haar thuis geweest op de boerderij en mochten toen, tot groot vermaak van haar vader, op de tractor rijden. Het bitterzoete is dat ze nog steeds voortleeft in haar wetenschappelijke werk. Een tijdje geleden hebben we nog een artikel van haar gepubliceerd.’
Want de wetenschap, die staat nooit stil. En Schildkamp zelf zit nog goed op haar plek op de UT, van waaruit ze onderzoek uitvoert naar datagebruik in verschillende contexten, van binnen de EU tot Amerika en Nieuw Zeeland. Ondertussen is ze niet alleen hoogleraar, maar geeft ze ook leiding aan één van de zones van het nationaal ‘Versnellingsplan’ voor onderwijsinnovatie en ICT. Van daaruit wordt de opgedane kennis weer toegepast op de UT, zeker nu het onderwijs meer en meer is gedigitaliseerd door de coronacrisis. Ook richtte ze samen met CODE hoogleraar Bernard Veldkamp net een nieuw UT-netwerk op over data en AI in het onderwijs, onder de vlag van het Digital Society Institute. Hierin verenigen ze alle UT medewerkers met een interesse in dit onderwerp, op het gebied van onderzoek, onderwijs en beleid. De hoofdmoot voor Schildkamp blijft data inzetten om onderwijs te verbeteren. De belangrijkste les die ze daarin kan meegeven? ‘Je moet niet beginnen met data, je moet beginnen met een doel. Anders verdrink je in bakken met data. We kijken nu bijvoorbeeld naar het gebruik van kunstmatige intelligentie en het verbeteren van datageletterdheid om onderwijs te verbeteren. Maar het startpunt is niet veel anders dan vijftien jaar geleden: eerst een doel, dan pas de data.’