‘Op de Technische Hogeschool Twente kwamen in 1969 zeventien meisjes aan. Dat vonden ze in die tijd ‘best veel’. De meesten van hen wilden wiskunde studeren, maar ik koos samen met studiegenoot Sjoukje voor Chemische Technologie. We woonden alle zeventien bij elkaar in één flat. Ik vond het prettig om met meisjes samen te wonen. Samen leerden we chili con carne te maken en goedkope rosé drinken. We hadden een trapnaaimachine aangeschaft en maakten in de gemeenschappelijke ruimte hippe kleren voor onszelf. Sporten deden we ook volop. We wilden hockeyen, maar konden geen meisjesteam bij elkaar krijgen. Toen gingen we maar volleyballen. Dat kon met zes spelers.’
Hockeystick
Het is slechts een fragment uit het verhaal van Annemie Bongers, die opgroeide in Maastricht. Haar moeder tipte haar om te gaan studeren in Enschede. Niet zozeer omdat ze daar zelf vandaan kwam, maar omdat ze de campus een veilige plek om te studeren vond voor haar dochter. De campus van een nog piepjonge technische hogeschool, met op dat moment zeventien vrouwelijke studenten, die allen in dezelfde flat woonden. Een heel prettige plek voor Bongers, maar de ‘mannenwereld’ waarin ze was beland was soms ook confronterend.
bijzondere voorbeelden
Academisch erfgoed op de UT is er in alle soorten en maten, van de campuskunst en -architectuur tot de almanakken van verenigingen. Hieronder enkele bijzondere voorbeelden:
- De Stichting Ampère: Een groep oud-medewerkers beheert op de zolder van gebouw Carré de historische studieverzameling van de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, met rekken vol meetapparatuur, versterkers, oude pc’s en oscilloscopen.
- Het papieren archief van THT-Nieuws/UT-Nieuws (tegenwoordig U-Today) – uit de periode 1963-1995 – is volledig gedigitaliseerd. Duizenden pagina’s universiteitsnieuws werden gescand en overgedragen aan Collectie Overijssel.
- De universiteitsbibliotheek ontving in 1999 van dr. J.A.P.G. Boot (1905-2006) een collectie (ca. 16.000 banden) over de geschiedenis van de Twentse textielindustrie en een verzameling zestiende en zeventiende-eeuwse stedenboeken, waaronder een Blaeu-atlas.
- En, om af te sluiten, een relatief nieuwe verschijningsvorm: U-Today maakte dit jaar een driedelige podcast genaamd ‘Landgoed Drienerlo’, een zoektocht naar de raadselachtige rol van Drienerlo-landgoedeigenaar Gerrit Albertus Lasonder, een NSB’er die joden liet onderduiken.
‘MeToo-ervaringen heb ik nooit meegemaakt. Ook niet gehoord van anderen. Maar ik vond het destijds wel confronterend hoe de mannelijke studenten tegen ons aankeken. Nu denk ik dat het deels gewoon onhandigheid was.’ Er gaan verhalen rond dat er destijds controles waren om te kijken of er zich jongens in de meisjesflat bevonden, maar dat wuift Bongers weg. ‘Indianenverhalen. Die controles zijn er nooit geweest. Ik was weleens bang dat er ongewenst mannen onze flat binnen zouden komen en er lag toen vaak een hockeystick naast mijn bed. Overigens werden onze bedden in die periode keurig voor ons verschoond!’
Jubileum
Het verhaal van Bongers geeft anno 2023 kleur en duiding aan het leven op de universiteit in het jaar van de eerste maanlanding. Haar bijdrage maakt onderdeel uit van een zogeheten ‘oral history’-project, waarbij twintig THT-studenten van het eerste uur worden geïnterviewd. Het is een initiatief van de afdeling Archive van de dienst LISA (Library, IT Services & Archive), in samenwerking met en gefinancierd door de Stichting Universiteitsfonds Twente.
Dit project kwam niet zomaar uit de lucht vallen, vertelt Hoofd Archief Wiljan Puttenstein. ‘Sinds de zestigste verjaardag van de UT, twee jaar geleden, is veel in gang gezet. Zo’n jubileum is voor veel mensen immers een reden om terug te kijken. Bovendien bleek uit een onderzoek onder medewerkers en studenten naar sport- en cultuurbehoeften dat jaar dat ze specifiek aandacht vroegen voor de Twentse cultuur en de historie van de UT. Daaraan merk je dat het onder de gemeenschap leeft, dat er vraag is naar onze geschiedenis.’
Van verhuisdoos tot goudmijn
De tijd was rijp om de aandacht voor het historisch erfgoed te verstevigen. Zo trad de UT dit jaar toe tot de Stichting Academisch Erfgoed, een ‘belangrijke mijlpaal’ volgens Puttenstein. ‘Er wordt best veel gedaan op de universiteit op het gebied van ons erfgoed, alleen het overzicht ontbrak. Door dit lidmaatschap komt er meer structuur in onze activiteiten én kunnen we kennis en ervaringen uitwisselen met andere universiteiten.’
(Tekst gaat verder onder de foto.)
Ook zijn er kansen om samen te werken. ‘Binnenkort start een gezamenlijk project over computererfgoed, daar gaan we volop in participeren. De Stichting Ampère heeft in de loop der jaren een imposante collectie opgebouwd met apparatuur van de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica.’
‘Sinds de zestigste verjaardag van de UT, twee jaar geleden, is veel in gang gezet’
Noemenswaardig is ook dat de UT recentelijk vrij volledige archieven van twee UT-mastodonten in de collectie heeft: professor Arie Duijvestijn, een van de drijvende krachten van de informatica in Nederland en oud-rector Harry van den Kroonenberg, grondlegger van de UT als ‘De Ondernemende Universiteit’. ‘Wat in eerste instantie een stapel verhuisdozen was, kan nu met name voor historisch onderzoek een goudmijn zijn’, vertelt Puttenstein.
‘Of iets bewaard blijft, hangt vaak aan toevalligheden bij elkaar, in deze gevallen dankzij de families. Er zijn mensen die direct iets weggooien of zelfs verbranden. Ik heb zelf ooit iets uit de papierbak moeten redden. We hebben een acquisitiebeleid, dus we kunnen niet alles aannemen. Maar het kan geen kwaad om iets te bewaren, ook al is het moeilijk te bepalen wat de waarde van iets is op dat moment. Zelfs de wetenschappelijke waarde van een collectie is niet zomaar te bepalen. We verzamelen het voor toekomstige onderzoekers, maar we weten nog niet wat hun onderzoeksvraag zal zijn.’
‘Bereid te knokken bij Vindicat’
Maar het academisch erfgoed van de UT bestaat uit meer dan papierwerk en voorwerpen, weet Puttenstein. Het zijn ook de verhalen, de belevingen van mensen, die de geschiedenis laten (her)leven. Neem bijvoorbeeld het verhaal van Leen Noordzij. Hij maakte onderdeel uit van de allereerste lichting THT-studenten en werd de eerste baccalaureus van Werktuigbouwkunde, de eerste ingenieur én de eerste Twentse doctor van eigen bodem. Ook hij viel voor de charmes van de campus, evenals Bongers. ‘Die goede huisvesting was zeker een argument voor mij om voor Twente te kiezen. Toen ik me op de campus vestigde, was ik bijna 22. De meeste studenten waren een paar jaar jonger. Die moesten van alles nog leren. Drinken bijvoorbeeld. Maar dat kon ik al, want ik was in militaire dienst geweest.’
Noordzij betrok een luxe kamer in de eerste van de elf flats aan de Calslaan en was drieënhalf jaar lang een uiterst actieve student; hij was student-assistent, medeoprichter van studievereniging Isaac Newton en zat in een introductiecommissie voor eerstejaars. ‘Er waren destijds geen ontgroeningen, geen corporale sfeer. Wel was er een boeiend kroegleven op vrijdagavond. We bestelden een bus en besloten met z’n allen op bezoek bij Vindicat te gaan. Maar ze gooiden daar in Groningen bier over ons heen. Dat pikten we niet. We waren bereid te knokken, maar zover kwam het gelukkig niet. We zijn weer heelhuids aangekomen in Enschede.’ Maar Noordzij was allesbehalve rebels. Zo was hij wars van de ravage die zijn medestudenten aanrichtten aan de Campuslaan. De vrijgevochten zestiger jaren gingen namelijk niet aan de relatief gesloten campusgemeenschap voorbij. ‘Als ze geen sleutel bij zich hadden, trapten ze gewoon de voordeur in. Soms was de chaos compleet. Studenten hebben in die periode de flats onder water gezet. De boel moest compleet gerenoveerd worden. Rector Gerrit Berkhoff heeft in die beginperiode zes of zeven studenten van de campus verwijderd. Het gerucht ging dat professor Schuijer soms moest huilen om alles wat er destijds op de THT uitgevreten werd.’
‘Kan veel verloren gaan’
Ook het verhaal van Noordzij maakt onderdeel uit van het oral history-project van de UT. Twintig studenten van de eerste lichting THT’ers zijn gewillige kandidaten die de interviewers zoveel mogelijk vertellen over de beginjaren van de universiteit en het leven op de campus. Het was de tijd dat studenten, docenten en hoogleraren allemaal op de campus woonden. Moesten wonen zelfs, want er bestond destijds een woonplicht. Er werd gezamenlijk gegeten in de Mensa.
In de jaren ’60, toen het campusideaal in Twente vorm kreeg, wilde men dat de universiteit minder elitair zou worden en dat er ook aandacht zou zijn voor de maatschappelijke kant van techniek’, vertelt historisch onderzoeker Marjan Beijering van het Geschiedenislab. Ze nam meerdere interviews af en begeleidt het project oral history, waaraan behalve medewerkers van LISA ook leden van UT-seniorenvereniging GEWIS deelnemen. Het vastleggen van oral history vindt ze van groot belang. ‘Veel is er al vastgelegd, bijvoorbeeld in gedenkboeken, maar als je wilt weten hoe het campusideaal in de praktijk vorm kreeg zul je studenten van toen moeten vragen naar hun ervaringen. Met behulp van oral history kun je interviews als historische bron opnemen in het archief. De verhalen van mensen die erbij waren en het meemaakten zijn erg belangrijk. Welke idealen hadden ze destijds? Hoe kijken ze terug op hun studietijd? Hoe was het leven op de campus? Het is nú het moment om ze te interviewen. ‘De meesten zijn tegen de 80 jaar en kunnen nog goed vertellen hoe de studietijd voor hen was. Tussen je 15e en je 25e jaar bouw je de meeste herinneringen op. Die zijn vormend en heel intensief’, zegt Beijering.
'De verhalen van mensen die het meemaakten zijn erg belangrijk’
Dat sentiment deelt Puttenstein. ‘Over dertien jaar bestaan we als universiteit 75 jaar, maar kan het zijn dat een aantal van de mensen die we nu interviewen er niet meer zijn. In dertien jaar tijd kan veel verloren gaan. De combinatie van verhalen en anekdotes met alle documenten en voorwerpen die we hebben, is ontzettend waardevol. Het zegt veel over hoe mensen een bepaalde tijd beleefden.’
Bovendien zal het erfgoed volgens Puttenstein alleen nog maar in waarde stijgen met de jaren. ‘Er komt een moment dat de UT haar honderdste verjaardag viert. Dan hebben we de verhalen van de mensen die met de neus vooraan stonden toen Juliana en Bernard het lintje doorknipten in 1964. Zo’n herinnering wordt met het jaar waardevoller.’
Het DNA van de UT
Hoe ijverig de UT-historie ook wordt vastgelegd, wat heeft de gemiddelde UT’er er anno 2023 aan? ‘Natuurlijk komt een student hier niet naartoe voor een geschiedenisles. Maar een goed historisch besef kan je helpen bij het bepalen van je eigen verhaal’, zegt Puttenstein. ‘De UT als campusuniversiteit is een bijzonder fenomeen, maar dat zijn ook de mensen die hier studeerden – van de bedenker van wifi tot de oprichters van Booking.com en Thuisbezorgd… Het zegt wat over het DNA van de universiteit – en die trekt een bepaald type student aan.’ En wat voor de individuele student geldt, geldt evengoed voor de universiteit zelf. ‘Als je je goed bewust bent van je historie, zeker als jonge universiteit, kan dat je helpen met het bepalen van je toekomst.’
Het is zoals voormalig Duits bondskanselier Helmut Kohl ooit zei: ‘Wer die Vergangenheit nicht kennt, kann die Gegenwart nicht verstehen und die Zukunft nicht gestalten.’ Oftewel: ‘Wie het verleden niet kent, kan het heden niet begrijpen en de toekomst niet vormgeven.’