We schrijven eind jaren ‘70. De startjaren van de Technische Hogeschool Twente zijn achter de rug en op de grens naar volwassenheid, maakt men de stand op. Op de campus is behoefte aan verandering, verbetering zelfs. Onder het pseudoniem ‘Ir. Noortje de Vries, wat klinkt daar zo vreemd aan?’, deelt een studente maar wat graag haar ideeën over de universiteit in die jaren. ‘Ik schreef onder die naam als gastcolumniste in UT Nieuws, maar de feministische ondertoon was serieus en stipte de belangrijkste thema’s voor die jaren aan.’
Pseudoniem
Het pseudoniem is al tientallen jaren niet meer ingezet, maar Eefke Smit vertelt er vanuit haar woning aan de Amsterdamse Singel gedetailleerd over. Over de naamkeuze bijvoorbeeld, en over het waarom. ‘Vrouwen bestonden heel lang domweg niet op de campus, letterlijk en figuurlijk. Ik schreef niet onder eigen naam, bang voor hoongelach denk ik, en zo kon ik wat scherper uit de hoek komen. Ingenieur Noortje de Vries, wat klinkt daar zo vreemd aan? Die vraag moest al die mannen aan het denken zetten. Toen ik later vast voor UT Nieuws ging schrijven ben ik gestopt met de columns. Een huisgenoot legde op een gegeven moment ook de link tussen het pseudoniem en mij. Ik had iets geschreven over wat de jongens verwachtten van hun meisjes-medebewoners in de studentenkeukens. Nogal rolbevestigend uiteraard.’
Technische studenten waren van aard vrij nerdy, wat het percentage vrouwen niet opschroefde.
Mislukt experiment
Smit maakte in 1978 kennis met Twente. Ze behoorde tot één van de eerste studenten bestuurskunde. De komst van die opleiding speelde een grote rol in de ontwikkeling die jaren, want volgens Smit was het nodige mis gegaan in de startjaren van de THT. ‘Rond 1978 was de campus inmiddels officieel tot een mislukt experiment verklaard. De ideeën waren hoogdravend geweest, maar veel was niet gelukt’, aldus Smit. Ze geeft wat voorbeelden: ‘De universiteit was té technisch, waardoor het een eenzijdige mannengemeenschap was geworden, met minder dan 2 procent vrouwen in de technische studies. De campus was de term ‘bubbel’ jaren vooruit, zo ver van alles geïsoleerd. De interactie met de regio Twente mislukte daardoor ook. Alles gebeurde op één afgelegen terrein, dat niet zo toegankelijk was. Daarnaast was de groei van het aantal studenten nooit zo op gang gekomen als gepland. Technische studenten waren van aard ook vrij nerdy, wat het percentage vrouwen niet opschroefde.’
Foto: Eefke Smit jureert bij de Mr Campus verkiezingen.
Om de campuspopulatie meer divers te maken, mochten er studenten van HBO-instellingen komen wonen en ook personeel-in-opleiding uit de zorg, of van Vliegveld Twente. Daarnaast groeide het culturele aanbod om het wat gezelliger te maken. Ook werden maatschappijgerichte studies opgezet, zoals bestuurskunde en onderwijskunde. Een nieuwe medische en rechtenfaculteit was gepland, maar verdween naar Maastricht.
Met de komst van de opleidingen bestuurskunde en onderwijskunde zag Smit het beeld op de campus veranderen, al had dat uiteraard tijd nodig. ‘De THT wilde afscheid nemen van dat pompeuze imago, maar dat ging natuurlijk niet altijd even subtiel. Ik weet nog dat de nieuwe meisjeshuisvestiging toen pal naast het gebouw stond waar de ongehuwde wetenschappelijke medewerkers zaten. Dat was natuurlijk geen toeval. Wij noemden die flat de hunkerbunker.’
We meenden dat je in Parijs ook goed foto’s kon maken, dus gingen we met de vereniging een weekend naar de Franse hoofdstad. Anders kwam de subsidie niet op.
Knikkervereniging
Smit behoorde eind jaren ‘70 niet alleen tot een van de eerste lichtingen bestuurskunde. Als effect van de nieuwe Wet Universitair Bestuur, mochten studenten nu ook plaatsnemen in beslisorganen. In tegenstelling tot de huidige URaad, waarin studenten slechts een adviserende rol hebben, mochten studenten opeens ook meebeslissen. ‘Alles was opeens mogelijk. En de THT onderscheidde zich graag als voorloper. In mijn tweede jaar bestuurskunde, zag ik mezelf gekatapulteerd in de HR, meteen als fractievoorzitter. Dat vonden ze leuk natuurlijk, een meisje. Nou dat hebben ze geweten.’
Ook het campusleven werd democratisch ingericht en van stimulansen voorzien. Smit: ‘Voor iedereen met een leuk plan was geld beschikbaar. De subsidies voor studenteninitiatieven klotsten tegen de plinten aan. Ik herinner me de komst van een knikkervereniging, een andere groep wilde meer bankjes op de campus en richtte een bankjesvereniging op. Ik zat in een fotografievereniging. We meenden dat je in Parijs ook goed foto’s kon maken, dus gingen we met de vereniging een weekend naar de Franse hoofdstad. Anders kwam de subsidie niet op.’
Eefke Smit (midden) bij een protest tegen de metro in Enschede.
De plotselinge oneindigheid aan mogelijkheden past volgens Smit bij de pioniersgeest die er toen heerste op de campus. ‘Ook nieuwe hoogleraren en docenten kwamen af op die sfeer van nieuw avontuur. Overal merkte je zoveel energie. Iedereen was getergd om er na de moeizame startjaren iets moois van te maken. Twente bungelde nogal onderaan in de universiteitslijstjes en daar wilde iedereen wat aan doen. Omdat de leiding de universiteit graag wilde promoten in die jaren, kwamen er prachtige stages voor ons vrij. Je werd gestimuleerd om nieuwe dingen te doen en dat leverde prestigieuze plekken op. Om die reden kijk ik met een warm gevoel terug op mijn studententijd.’
eefke smit
Geboren in 1960 in Brabant, arriveerde in 1978 als eerstejaars bestuurskunde op de TH Twente. Studeerde af in 1985, bij professor Kreiken (bedrijfskunde) op Industriebeleid voor High Tech bedrijven. Werd lid van de Hogeschoolraad (1979 – 1981) en daarna redacteur van THT Nieuws (1981 – 1984). Ontving in 1985 de allereerste THT-Storkprijs voor bijzondere studentenprestaties. Schreef columns onder pseudoniem Ir Noortje de Vries.
Schreef als redacteur van NRC Handelsblad over technologie en research, werd daarna wetenschappelijk uitgever bij Elsevier. Is nu Director Standards and Technology bij de internationale branchevereniging voor wetenschappelijke uitgeverijen STM
Niet alleen leerde Smit haar man Joost van der Nat kennen op de campus, ze koestert ook de vele vriendschappen die daar ontstonden. In het kader van veertig jaar vriendschap keerde ze in 2018 met enkele medestudenten van toen terug op de campus. ‘We waren zo brutaal om bij al onze kamers van toen aan te bellen. De ene student vond dat leuker dan de ander.’ Wat Smit veertig jaar later het meest opviel? ‘Vooral dat alles zo internationaal was geworden. In onze tijd draaide het thema diversiteit vooral nog om de verhouding tussen man en vrouw’
Herman Brood
Volgens Smit veranderde niet alles in die veertig jaar. ‘Zo zag ik dat de Vestingbar nog steeds bestaat. Daar koester ik prachtige herinneringen aan. Regelmatig komen Joost of ik een In Memoriam tegen in de krant van een popartiest, die Joost destijds naar de Vestingbar had gehaald. Daar was toen gewoon geld voor, om internationale artiesten naar Twente te halen. Een artiest als Herman Brood zie ik nog zo voor me staan.’
Vier namen die Smit zijn bijgebleven aan haar Twentse jaren
- Bert Groenman. ‘Hij was mijn allereerste baas ooit, dat was bij THT Nieuws. Pas veertig jaar later kun je zeggen hoe belangrijk je eerste baas is geweest. Ik was een moeilijk rebels geval in die jaren, dus dat botste regelmatig, maar Bert werkt nog altijd inspirerend op mij.’
- Wandi van Leeuwen. ‘We vormden in die jaren een hecht duo op de campus. Wandi was een voorvechtster van de goede zaak. Zij zat in veel besturen en is later actief geweest voor de PvdA. Helaas overleed zij veel te vroeg. Ik denk dat de PvdA anders veel eerder een vrouwelijke lijsttrekker had gehad.’
- Harry van den Kroonenberg. ‘De rector in die jaren. De personificatie van de cultuur op de campus in die tijd, een echte voortrekker. Hij had zoveel goede ideeën, maar was tegelijkertijd een doener.’
- Olga Halsema-Fles. ‘Zij maakte zoveel indruk op mij, omdat zij voor mij het eerste voorbeeld was van een vrouw die zich niet omver liet blazen in een mannenwereld. Ik herinner me dat ik voor het eerst moest deelnemen aan die mannenvergaderingen. Ze knikte me subtiel bemoedigend toe toen ik een punt probeerde te maken. Dat doe ik nu ook steeds in vergelijkbare situaties voor jonge vrouwen die ergens nieuw binnenkomen. Onze burgemeester van Amsterdam boft maar met zo’n moeder.’
In het Alumni & Relatie Magazine in 2003 blikken Joost en Eefke samen terug op hun jaren in Twente. Zij vertelt over haar strijd om wat te doen aan het gebrek aan vrouwen op de campus. Hij noemt haar destijds ‘de meest linkse tante van de campus.’ Smit: ‘Dat komt vooral omdat er niet zoveel tantes waren. En zo radicaal was ik niet hoor. Als ik iets uit die tijd heb geleerd, is het dat als je een initiatief lanceert, het alleen kans van slagen heeft als het ook in de agenda van een ander past. Meer vrouwen naar de campus halen, bood potentieel om het aantal studenten flink te laten groeien. Precies wat de universiteit wilde, dus toen kreeg dat de wind mee. Daarnaast leer je beseffen dat alle veranderingen hun tijd nodig hebben. Ik maakte me toen ook hard voor het samenvoegen van de opleidingen bestuurskunde en bedrijfskunde. Dat is toen niet gelukt, maar later gebeurde het alsnog.’
Als het argument wordt gegeven dat er nou eenmaal weinig vrouwen beschikbaar zijn voor zulke posities, dan vergist men zich schromelijk.
Het is bijzonder dat de strijd voor meer vrouwen veertig jaar geleden zo speelde, maar hedendaags nog steeds actueel is op de campus. Zo is het percentage vrouwelijke professoren en universitair docenten laag gebleven op de UT. Volgens sommige van die vrouwen ligt dat mede aan een gebrek aan steun. Smit kan niet begrijpen waarom die percentages zo laag zijn. ‘Als het argument wordt gegeven dat er nou eenmaal weinig vrouwen beschikbaar zijn voor zulke posities, dan vergist men zich schromelijk. Ik heb de Raad van Toezicht van de UT hier al eens een brief over geschreven, maar geen reactie gehad. Ze mogen mij altijd bellen. Ik ken genoeg geschikte vrouwen en ben desnoods zelf ook beschikbaar. Ik doe graag iets terug voor Twente.’