Het is 1981 en de THT (Technische Hogeschool Twente) bestaat officieel twintig jaar. Terwijl de eerste twee decennia grotendeels in het teken stonden van studentprotesten en het doorvoeren van verbeteringen op de campus was het in de jaren tachtig eindelijk tijd om de vruchten hiervan te plukken. Het was tijd voor plezier. ‘Er was niet zoveel studentactivisme als in de jaren zestig en zeventig,’, vertelt UT-alumnus Peter van der Linden, die in 1983 naar Twente kwam om informatica te studeren. ‘De strijd was inmiddels gestreden. We kregen goede financiële ondersteuning van de overheid en hoefden ons nergens zorgen over te maken. Het was best een ontspannen tijd. Je kon echt doen waar je zin in had.’
‘De studiejaren waren makkelijk,’ beaamt Daan Maatman. Hij studeerde en woonde op de campus van 1980 tot 1986 voor zijn studie technische natuurkunde. ‘De grootste acties hadden in de jaren zestig en zeventig plaatsgevonden. De jaren tachtig waren een stuk rustiger.’ Dat betekent echter niet dat THT studenten geen oog hadden voor de wereld om hen heen. ‘Wij hadden simpelweg geen behoefte om te protesteren,’ voegt Maatman toe. ‘We voerden vele discussies over hoe we de wereld konden verbeteren. We praatten over politiek, de economie en de gang van zaken elders in de wereld. Ik herinner me eindeloze gesprekken en liters koffie. Het meest besproken onderwerp was de Koude Oorlog. Hoewel we er vaak en veel over praatten, voelden we ons er niet persoonlijk door bedreigd. We waanden ons veilig in onze bubbel. We hielden ons niet bezig met protest, maar praatten er alleen over. We verbeterden de wereld door koffie te drinken.’
Tijd voor een feestje
Er werd echter niet alleen koffie gedronken op de campus. Maatman, die in Patio 32 woonde, beleefde er flink wat wilde nachten. ‘Elke zomer hadden we een huisfeest. Vanwege onze reputatie wilde iedereen komen. Het was ontzettend druk! Met de brouwerij vlakbij zat iedereen natuurlijk aan het bier. Mijn lichaam kon echter niet omgaan met zoveel liters van het spul.’ Hij denkt terug aan de eerste keer dat hij dronken werd. ‘Ik heb uiteindelijk een paar uur tegen een boom gepraat. Ik was ervan overtuigd dat de boom ook daadwerkelijk terugpraatte. Ik kan het me zelf niet meer herinneren, maar dat is wat me achteraf verteld is. Zelfs vandaag de dag kent iedereen het verhaal van Daan die tegen een boom praat.’
‘Na een tijdje heb je genoeg van alle herrie, de vele feestjes, de brandende vuilnisbakken, de brandweer die op je deur klopt.’
Van der Linden heeft ook zulke herinneringen aan zijn tijd op het THT-terrein. ‘Ik woonde niet mijn hele studententijd op de campus. Na twee jaar verhuisde ik naar het centrum van Enschede. Na een tijdje heb je genoeg van alle herrie, de vele feestjes, de brandende vuilnisbakken, de brandweer die op je deur klopt. Met zoveel studenten op één plek is er altijd wel iemand die zin heeft in een feestje. Maar ik had het voor geen geld willen missen. Het was absoluut een geweldig begin van mijn studententijd.’ Vele van deze bijeenkomsten hadden iets te maken met de talloze sportclubs op de campus, zegt de alumnus. ‘Sport vormde het hart van de campus.’
Feestjes, sporten, lol met huisgenoten. Het klinkt alsof de UT in de jaren tachtig flink wat mogelijkheden bood voor vrijetijdsbesteding. ‘Onze studies waren vrij eenvoudig en voorspelbaar’, geeft Van der Linden toe. ‘Negen weken les en dan een paar weken tentamens. Natuurlijk voelde je wel wat stress tijdens die laatste weken, maar dat was het wel.’ Maatman kan zich ook niet herinneren dat hij ooit enorme stress voelde. ‘Persoonlijk studeerde ik in het begin niet zo hard. In mijn eerste jaar haalde ik maar één van de dertien tentamens. Daarna nam ik het allemaal wat serieuzer, maar tijdens mijn eerste jaar was ik veel te druk met motorrijden, nieuwe vrienden maken, de stad ontdekken en feesten. De eisen wat betreft studeren waren toen nog niet zo streng. Slechts een kleine groep studenten stortte zich echt volledig op de studie.’
De eerste vrouw bij werktuigbouwkunde
Alumna Wendy Luiten was er daar één van. Sterker nog, ze was uniek. Als de eerste vrouw die afstudeerde als werktuigbouwkundige aan de THT in 1984 werpt haar verhaal licht op een andere realiteit. Haar herinneringen aan haar studententijd in Twente hebben niets gemeen met de eindeloze feestjes en zorgeloosheid van andere oud-studenten. ‘Ik studeerde, deed vrijwilligerswerk in de bibliotheek en dat was het wel. Er waren geen sociale verenigingen, alleen sportclubs. Ik herinner het me niet als een feestcampus. Ik herinner me mijn medestudenten ook niet als feestende types. Maar goed, dat verschilt natuurlijk per sportclub. Ik denk dat je lid moest zijn van specifieke clubs om veel feestjes te hebben. Ik had ook niet zoveel geld. Ik werkte als student-assistent en was erg blij met de kans om wat extra bij te verdienen.’
alumni
In 1984 was Wendy Luiten de eerste vrouw die afstudeerde in werktuigbouwkunde aan de THT/UT. Na haar afstuderen werkte ze bij Philips op diverse R&D afdelingen als thermisch specialist en als gecertificeerd Design for Six Sigma Master Black Belt. Ze was betrokken bij de ontwikkeling van 's werelds eerste platte tv voor consumenten en ontving de Semitherm Best Paper Award in 2002, de Harvey Rosten Award for Excellence in 2013 en de Philips Research Outstanding Achievement Award in 2015. Ze bezit 5+ patenten, heeft meer dan dertig artikelen geschreven en gaf colleges over de hele wereld. Vijf jaar geleden richtte ze haar eigen adviesbureau op.
Daan Maatman studeerde technische natuurkunde aan de THT/UT van 1980 tot 1986. Hij werkt tegenwoordig als hoofd producteenheid technologie bij het ministerie van Defensie, waar hij het ontwikkelen en testen van militair materieel overziet.
Peter van der Linden studeerde van 1983 tot 1989 informatica aan de Universiteit Twente en behaalde daar zijn masterdiploma. Na vele jaren gewerkt te hebben als manager bij bedrijven zoals Ericsson en Thales werkt hij tegenwoordig als R&D en ICT Manager bij Menicon.
‘Wat ik me nog het beste herinner is de verbijstering dat ik werktuigbouwkunde wilde studeren en dat ook daadwerkelijk deed’, voegt de alumna toe. ‘Daar waren veel mensen verrast door. Ik kwam in 1976 naar de UT. Er waren dat jaar slechts twee vrouwelijke studenten en het andere meisje vertrok al voor Kerstmis. Alle andere vrouwen werkten er als secretaresse of kantinejuffrouw. Er was ook maar één toilet in het hele gebouw, ergens ver weg van alle laboratoria en klaslokalen.’
‘Iedereen had destijds het idee dat een werktuigbouwkundige een lange Nederlandse man moest zijn’
‘Ik weet niet hoe vaak mensen me wel niet gevraagd hebben waarom ik werktuigbouwkunde wilde studeren. Aanvankelijk gebeurde dat minstens één keer per week’, gaat Luiten verder. ‘Toen ik de open dagen bezocht, vroegen mensen me waar mijn vriend was. Iedereen nam zomaar aan dat ik met een jongen was gekomen. Ik had dus wel enig idee van wat ik kon verwachten, maar ik was niet voorbereid op hoe het daadwerkelijk zou zijn om te studeren. Ik was niet voorbereid op de eindeloze vragen waarom ik daar was. Het werd steeds moeilijker om daarmee om te gaan, vooral naarmate de tijd vorderde. Op een gegeven moment ging ik niet meer naar colleges en studeerde voornamelijk thuis. Ik kreeg veel aandacht, maar niet altijd op een positieve manier. Ik had daarnaast ook moeite met het meubilair in de collegezalen. De stoelen waren te hoog voor me, aangezien die ontworpen waren voor de gemiddelde Nederlandse man. Ik lijk niet echt op een doorsnee werktuigbouwkundige. Ik ben een vrouw van 1,57, mijn moeder is Aziatisch en ik kom uit het Caribisch gebied. Iedereen had destijds het idee dat een werktuigbouwkundige een lange Nederlandse man moest zijn.'
Hoewel Wendy Luiten ‘zeker een leuke tijd had op de campus’, was het niet makkelijk voor haar om goede vrienden te maken, zeker niet met haar klasgenoten. ‘Mensen stonden niet bepaald te springen om groepswerk met mij te doen. In de meeste sociale omgevingen voelde ik me absoluut welkom, maar er waren altijd alleen maar jongens. Ik kende wel wat meisjes van andere studies, maar we waren geen dikke vriendinnen. Later mochten meisjes van buiten de THT ook op de campus wonen en had ik een aantal goede vriendinnen in die groep. Werknemers moesten zich ook aanpassen. Mensen realiseerden zich destijds gewoon niet dat er ook zoiets bestond als een vrouwelijke student. Op een gegeven moment kreeg ik bijvoorbeeld berichten van het administratiekantoor met het verzoek om me te melden voor militaire dienst, iets dat alle mannen destijds moesten. Ik probeerde het ze uit te leggen, maar de berichten bleven maar komen. Ze waren erg volhardend. Dus moest ik persoonlijk naar het kantoor om mijn studentenkaart te laten zien en uitleggen dat ik een vrouw was. Het kwam gewoon niet bij ze op dat een student ook een vrouw kon zijn.’
De wereld van computers
Toen er eenmaal nieuwe studies geïntroduceerd werden, kwamen er steeds meer vrouwen naar de UT - maar dit gebeurde voornamelijk na Luiten's afstuderen in 1984. Maatman en Van der Linden maakten deze ontwikkeling van dichtbij mee. Ze geven toe dat vrouwen op de campus zeldzaam waren, maar zeker niet meer uitzonderlijk. Van der Linden had relatief veel vrouwelijke klasgenoten. ‘Informatica was een nieuwe studie die veel mensen aantrok. Ongeveer 10% van mijn klas bestond uit vrouwen. Dat was destijds absoluut meer dan gemiddeld op de universiteit. Mijn vriendengroep bestond uit drie mannen en twee vrouwen. Het was voor ons heel normaal om vrouwelijke klasgenoten te hebben, maar mensen van andere studierichtingen waren vaak verbaasd om dat te horen.’
Het informaticaprogramma was niet alleen uniek vanwege het grote aandeel vrouwelijke studenten. Het was gloednieuw. De eerste lichting informatica-studenten begon pas in 1981 aan hun studie. ‘Die allereerste groep vond zichzelf erg speciaal, maar ze waren ook erg behulpzaam jegens ons. Ze lieten ons een geheel nieuwe wereld zien,’ herinnert Van der Linden zich. Hij maakte zelf onderdeel uit van de derde lichting studenten die de wereld van computers en programmeren ontdekten.
‘Die vijf jaren waren een revolutie’
‘Computers waren destijds erg bijzonder. Aanvankelijk moest je van die kartonnen kaarten gebruiken om mee te programmeren. Die plaatste je dan in de computer. Die techniek verdween echter al snel. Toen ik aan mijn studie begon, moest ik mijn code invoeren op een groot toetsenbord dat nog het meest op een typemachine leek. In mijn tweede jaar was dat ook alweer verleden tijd. De ontwikkelingen gingen razendsnel. Alles veranderde de hele tijd. Ik kan me nog herinneren dat er in Cubicus een speciale zone was met computers die gereserveerd waren voor masterstudenten die hun scriptie moesten schrijven. Ze moesten vooraf hun tijd reserveren en konden dan een computer gebruiken. Dat vonden we allemaal erg indrukwekkend. Je hoopte ooit zelf zo ver te komen dat je je scriptie mocht schrijven op één van die computers. Tegen de tijd dat ik aan mijn eigen scriptie begon, hadden bijna alle studenten hun eigen pc thuis staan. Die vijf jaren waren een revolutie.’
Compleet anders
Sinds die tijd veranderde er nog veel meer, en niet alleen op het gebied van computers. ‘Het feit dat ik het enige meisje was, was destijds gewoon de stand van zaken. Ik ben blij dat het tegenwoordig anders is’, zegt Wendy Luiten. ‘Ik zie dat mijn dochter veel vriendinnen heeft op de universiteit en - nog belangrijker - vrouwelijke rolmodellen.’ Van der Linden ziet ook verbeteringen. ‘Ik wil niet zeggen dat het in de jaren tachtig allemaal beter was’, zegt de alumnus. ‘Ik zie dat het tegenwoordig makkelijker is voor studenten om naar het buitenland te gaan voor een minor of stage en dat de universiteit dit veel meer faciliteert. Dat is fijn. Ik ben alleen niet blij met de veranderingen in Bastille. Bastille was vroeger een doolhof. Het had officieel 33 niveaus! Het was een geweldige verzamelingen van korte trappen, verborgen doorgangen, cafés en bars. Het stond ook bekend om de goede feesten. Tegenwoordig is alles anders. Het enige dat ik nog herken van toen is de Vestingbar.’
'Sommige mensen vergeleken de campus met een vakantiepark'
Maatman denkt dat het gras in bepaalde opzichten groener was in de jaren tachtig. ‘De campus van nu is totaal anders dan die van toen. Er rijdt zelfs een bus over het terrein! In mijn tijd was de campus echt een eigen wereldje, afgesloten van de buitenwereld. Ik had totaal geen moeite om een kamer te vinden en er waren geen problemen rondom huisvesting. Dat is nu wel anders. Het is een stuk drukker geworden. Ik denk dat het inderdaad beter was in de jaren tachtig. Het was speciaal. Het was een gezellige plek die volop mogelijkheden bood voor persoonlijke ontwikkeling.’ Van der Linden beaamt dat dit een goeie beschrijving is. ‘Wat ik me vooral herinner is de ontspannen sfeer. Sommige mensen vergeleken de campus met een vakantiepark en ze daarin hadden ze geen ongelijk. Op een mooie zonnige dag zaten er mensen in het gras te drinken en muziek te maken zonder verkeer om hen heen. Het was ontspannen en gemoedelijk.’