We schrijven eind 1987 en het is een koude winter. Studenten chemische technologie werken al een paar weken aan een practicum waarbij synthese dient op te treden. ‘Maar het was zo koud in dat gebouw dat alles na een koude nacht kapot was gevroren. Konden we allemaal helemaal opnieuw beginnen.’
Het is een van de eerste herinneringen die Dave Oesterholt (54) ophaalt als hem gevraagd wordt naar zijn studietijd eind jaren tachtig. Zijn studiegenoot en vriend Erwin Platvoet (53) valt hem bij via een videoverbinding vanuit zijn woonplaats Tulsa, Oklahoma. ‘En wat opviel voor onze lichting chemische technologie – zo’n 150 studenten – was het hoge aantal vrouwen. Ongeveer een derde van die studenten was vrouw. Zeker voor die tijd was dat bijzonder.’
De introductieperiode (1989).
Heavy metal
Oesterholt en Platvoet zijn geen typische studenten. Althans, ze denken beiden positief terug aan hun studiejaren, maar het duo had iets meer afstand van de universiteit dan de gemiddelde student. Geen rol in een bestuur, geen jaarclubs en ze woonden gewoon ‘thuis’ in Enschede. Platvoet: ‘Als ik hier in de VS naar het studentenleven kijk, dan ben ik daar jaloers op. Ik zag mijn studententijd meer als ‘school’. Ik genoot ervan dat er op de Vrijhof alle ruimte was om met muziek bezig te zijn. Heavy metal kwam op in die jaren en bands al Metallica waren nog niche. We richtten meerdere bands op, waaronder Thunderhunter. Daarmee maakten we zelfs nog een keer een demo, die met 3,5 van de vijf sterren werd beoordeeld in een gerenommeerd muziekblad.’
'De Kikker, de Kater, het Gat in de Markt of ergens een biljartje leggen, we kwamen overal. Ik herinner me ook nog veel concerten. Simply Red is toen zelfs nog op de campus geweest'
Waar Platvoet zich op muziek richtte, hield kompaan Oesterholt zich bezig met sport. ‘Ik deed bij DIOK aan badminton en was betrokken bij de oprichting van windsurfvereniging Hardboard. We beschikten over een keldertje en hielden met een Volkswagen-busje veel uitjes naar Zeeland en het IJsselmeer. We regelden bijeenkomsten en hadden zelfs een clubbladje.’
Het buitenzwembad in 1990.
Simply Red
Volgens hem was niet iedereen in die jaren druk met activiteiten naast de studie. ‘Veel studenten waren ontzettend serieus, maar ik ben blij dat wij ook altijd oog voor zaken naast de studie hadden. De Kikker, de Kater, het Gat in de Markt of ergens een biljartje leggen, we kwamen overal. Ik herinner me ook nog veel concerten. Simply Red is toen zelfs nog op de campus geweest.’
Platvoet hoeft ook niet lang te graven in zijn herinneringen om bij café de Kikker uit te komen. ‘Al weet ik lang niet alles meer, want daar zaten we soms hele dagen. Het café zat aan de Stadsgravenstraat en ik gaf er ook mijn afstudeerfeest.’
Informatica
De opkomst van de computer was in de jaren 1986-1990 al even een feit, maar het gebruik ervan werd opeens ‘een ding’. Platvoet: ‘Met die 150 eerstejaars beschikten we over zes computers van Apple. Daar moesten we het mee doen. Niemand kon aanvankelijk met die apparaten overweg, maar ik merkte al snel dat ik het programmeren goed oppikte. Ik koos toen ook informatica als bijvak.’
Oesterholt wist aanvankelijk ook niet wat hem overkwam. ‘En programmeren kon ik al helemaal niet. De eerste keer faalde ik hopeloos. Het was een totaal andere tijd. Ik hield er vooral analytisch en systematisch denken aan over.’
Gastcollege van sportverslaggever Mart Smeets (1990).
Dictaten
Naast de kennismaking met computers, doorliep het duo ook als eerste de vernieuwde opleiding chemische technologie. ‘De opleiding zat in een turbulente periode. Dat betekende veel vrijheid. Je kreeg alle ruimte om rond te neuzen, maar het zorgde ook voor veel stress. De sfeer was heel schools. Je kreeg naast hoorcolleges bijvoorbeeld dictaten om uit te leren en dan was het maar hopen dat het goed leesbaar was. Dat was flink aanpoten, maar het heeft alle studenten uit die tijd een sterke basis en mentaliteit bezorgd. Die jaren brachten goede ingenieurs voort’, weet Platvoet.
Waar de THT zich in de eerste 25 jaar vooral richtte op de campus, breidde de blik zich eind jaren tachtig meer uit naar de regio. Het bedrijfsleven moest een rol gaan vervullen en dat was volgens het duo te merken. ‘Dat leidde tot de komst van wat kleine bedrijven. Dat hebben ze goed gedaan. Ik zag onlangs wat voor een binding er nu is met het Kennispark tegenover de campus en dat ziet er goed uit’, aldus Platvoet. Oesterholt: ‘Je merkte het ook bij onze vakgroep anorganische materiaalkunde. Die richtte zich ook steeds meer op bedrijven buiten de campus.’
'Van de 150 eerstejaars was er één iemand uit Iran, één Italiaan en een Noor'
In de zomer van 1986 wisselde de THT haar naam in voor de huidige naam: Universiteit Twente. Een verandering die in de praktijk weinig gevolgen had, maar Platvoet ervaarde de impact van die naamswijziging. ‘Het grappige was dat mensen mij plots vroegen of ik naar de universiteit ging. Ik was opeens slimmer. Blijkbaar had de nieuwe naam meer aanzien.’
Hoewel de situatie eind jaren tachtig niet te vergelijken is met nu, internationaliseerde de UT wel degelijk. In de richting chemische industrie was dat destijds nog amper zichtbaar. ‘Van de 150 eerstejaars was er één iemand uit Iran, één Italiaan en een Noor’, aldus Platvoet, die zelf jaren later alle uithoeken van de wereld opzocht.
Uitzicht op het EL/TN-gebouw (de Hogekamp), met daarvoor het cleanroomgebouw van MESA.
Cowboys en indianen
‘Ik had nooit verwacht dat ik de hele wereld over zou gaan. Nederland was nog een land met grenzen. Ik liep stage bij Shell in Pernis en dacht eigenlijk dat ik nooit verder dan dat zou komen.’ Platvoet, specialist in fornuizen en warmteoverdracht, woonde uiteindelijk in New Jersey, Zwitserland, België, Texas, Zuid-Korea, Frankrijk en nu in Oklahoma. ‘Ik woon in Tulsa. Oklahoma is echt Republikeins en dat zie je rondom de stad ook. Letterlijk cowboys, indianen en rednecks. In de stad is dat minder. Tulsa staat bekend om de industrie in olie en gas, maar ook om de vliegtuigindustrie. Ik sta sinds 2017 aan het hoofd van XRG Technologies, een bedrijf gespecialiseerd in warmteoverdracht.’
Oesterholt, tegenwoordig verkoopmanager bij VONK, ging voor zijn carrière nooit de landgrens over, maar bekleedde verschillende functies in de techniek. ‘Na mijn studie was de markt in de chemische industrie goed, maar ik moest eerst in militaire dienst. Ik was veertien maanden onderofficier, maar daarna bleek de vraag naar ingenieurs veel minder. Ik moest een paar maanden wachten, maar kreeg toen al snel mijn eerste baan. Vervolgens had ik verschillende functies, allemaal in de techniek. Daar is de universiteit achteraf heel belangrijk in geweest.’