Nederland investeert te weinig in onderwijs en onderzoek, concludeerde de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid in november. Nederland behoort nog tot de rijkste landen ter wereld, met een goed lopende economie. Maar het is helemaal niet vanzelfsprekend dat dit zo blijft, aldus het omvangrijke rapport. Om de race te winnen van vooral de Aziatische tijgers moet de economie veerkrachtiger worden en sneller kunnen inspringen op veranderingen. De sleutel ligt volgens de WRR bij beter onderwijs.
In de kabinetsreactie op het rapport benadrukt Bussemaker dat het onderwijs ondanks de kwakkelende economie en bezuinigingen nog steeds kan rekenen op investeringen. In dat verband komt ook het nog in te voeren sociaal leenstelsel om de hoek kijken: "daarmee zullen nog meer investeringen worden gedaan in het hoger onderwijs en het met het onderwijs verbonden onderzoek in hbo en wetenschappelijk onderwijs".
Of dat geld er daadwerkelijk komt, is nog lang niet duidelijk. Eind december bleek dat Bussemaker niet genoeg steun kon vinden in de Eerste Kamer voor het plan om de basisbeurs af te schaffen, waarna het een jaar werd uitgesteld.
Voorzichtig achteruit
Maar onderwijs gaat niet alleen over geld. Volgens het WRR-rapport is het niveau prima, maar gaat dat "inmiddels voorzichtig achteruit". Om die teruggang te stoppen moeten alle leerkrachten universitair geschoold zijn, vindt de Raad. "Zowel in het basis- als middelbaar onderwijs."
Daar is Bussemaker het niet mee eens, en wordt ze zowaar even kritisch in een verder voortkabbelende kabinetsreactie: "De WRR zet naar het oordeel van het kabinet met haar pleidooi voor academische vorming voor alle leraren in het basisonderwijs eenzijdig in op het verhogen van het opleidingsniveau", schrijft ze. De WRR miskent volgens de minister de waarde van docenten met een hbo-masteropleiding.
‘Universiteiten moeten onderzoek serieuzer nemen’
Maar niet alleen basisscholen en middelbare scholen moesten hun onderwijs kritisch tegen het licht houden. Universiteiten zouden het onderwijs een stuk serieuzer moeten nemen, schreef de WRR in november. "Universiteiten dienen hun onderwijstaak niet langer te onderschikken aan hun onderzoek, opleidingen moeten hun heil niet zoeken in selectie maar in het bieden van een gedifferentieerd aanbod dat het beste haalt uit alle studenten, en masteropleidingen zouden vaker dan nu het geval is, weer twee jaar moeten gaan duren."
Op die aanbeveling gaat Bussemaker niet in. Wel wijst ze naar de prestatieafspraken met instellingen, waarin ook is opgenomen dat universiteiten en hogescholen hun onderwijs moeten verbeteren. Opvallend: Bussemaker schrijft dat "het er nu om gaat die ambities waar te maken". In de eerste evaluatie van de afspraken – vorige week – schreef ze nog dat dit door tegenvallende investeringen en stagnerende regelgeving misschien niet helemaal gaat lukken.
Bussemaker deelt wel de zorgen van de WRR over de strikte scheiding tussen de studietijd en het werkende leven. 'Leven lang leren' wil in Nederland maar niet van de grond komen. Het deeltijdonderwijs is inderdaad niet flexibel genoeg en voldoet al lang niet meer aan de eisen van deze tijd, erkent Bussemaker. Binnenkort brengt de commissie Rinnooy Kan een advies uit over het onderwerp, waar de minister er uitgebreid op zal reageren.