In haar eerste jaar als promovendus en neuroloog in opleiding aan het UMC Utrecht moest Annemijn Algra een evaluatieformulier invullen: wat had ze allemaal bereikt? ‘Het was hopeloos’, vertelt ze. ‘De eerste vraag was: hoeveel artikelen heb je gepubliceerd? In je eerste promotiejaar is het antwoord sowieso nul, terwijl je wel veel andere dingen doet en leert. Maar als daar niet naar wordt gevraagd, lijkt het alsof je als jonge wetenschapper stilstaat.’
Dat was vijf jaar geleden. Het is grappig dat zo’n knullig formulier uitgerekend in het UMC Utrecht werd gebruikt, want dat stond onder leiding van immunoloog Frank Miedema, tevens voorman van actiegroep Science in Transition (SiT). Jarenlang probeerde hij om de koers van de Nederlandse wetenschap te verleggen. We moeten stoppen met artikelen en citaties tellen, stelde hij keer op keer. Je moet de vraag stellen waarom iemand onderzoek doet en wat hij/zij ermee heeft bereikt. Het credo: minder publiceren, meer kwaliteit. Kritiek op de formulieren aan zijn eigen faculteit kon Miedema dus wel op waarde schatten.
Algra werd actief in de jongerentak van Miedema’s actiegroep: de ‘denktank’ Young SiT. Samen met twee collega’s van het UMCU ging ze allereerst maar eens een nieuw evaluatieformulier voor promovendi ontwerpen. Deze drie denktankleden maakten het formulier digitaal (‘een overwinning op zich’) en gooiden alle ‘vinkvragen’ over aantallen publicaties en prijzen eruit. ‘In plaats daarvan vragen we promovendi om twee prestaties van het afgelopen jaar te benoemen die zij zélf belangrijk vinden’, zegt Algra. ‘Dat kan van alles zijn: een evenement organiseren, een studie opzetten, maar ook het bespreekbaar maken van een lastige situatie binnen je promotieteam.’
Moordende concurrentie
Het is een goed voorbeeld van de kant die universiteiten op willen. Want de rebellie van Science in Transition leidde wel ergens toe. Kennisinstellingen en wetenschapsfinanciers willen docenten en onderzoekers op een andere manier gaan ‘erkennen en waarderen’, verkondigden ze vorig jaar.
‘Leidinggevenden mogen straks niet zeggen: jij bent zo goed in onderwijs, jij hoeft nu geen Vidi-beurs meer aan te vragen’
Voor wetenschappers die willen stijgen op de carrièreladder telt sinds jaar en dag maar één ding: hun onderzoeksprestaties. De concurrentie om onderzoeksgeld is moordend en de werkdruk aan universiteiten rijst de pan uit. Alles is op onderzoek gericht. Maar daar moet dus een einde aan komen. Universiteiten willen minder gaan focussen op lange lijsten met publicaties in goede tijdschriften. Goed onderwijs, sterk leiderschap, de impact van onderzoek en (voor artsen) goede patiëntenzorg gaan straks zwaarder meewegen in de beoordeling.
Maar hoe gaat dit er in de praktijk uitzien? Dat is nog even onduidelijk. Dit najaar komen de universiteiten allemaal met hun eigen uitwerking van het systeem. Voor jonge onderzoekers is het maar de vraag met wat voor cv ze straks een goede kans maken op een carrière.
Een van de voorvechters van het nieuwe ‘erkennen en waarderen’ is de Maastrichtse rector-magnificus Rianne Letschert. Ze wil dat allerlei talenten aan de universiteit tot wasdom kunnen komen, vertelt ze. Straks kun je bijvoorbeeld ook hoogleraar worden als je je vooral op het onderwijs stort.
Letschert: ‘Tot nog toe geeft onderzoek de doorslag, maar in het onderwijs kun je je ook ontwikkelen. En dan gaat het er niet om dat je populair bent onder studenten. Je begint je loopbaan bijvoorbeeld als junior-docent, vervolgens neem je coördinerende taken op je en daarna ga je het onderwijs innoveren, en uiteindelijk word je gezien als iemand die echt iets meer en iets anders doet dan anderen. Je zou zelfs kunnen uitgroeien tot een global leader in education, zoals je ook in de wetenschap tot de wereldtop kunt behoren.’
Voetbalelftal
En dat moet de universiteit op waarde schatten, vindt ze. Zo gaat het straks ook met andere taken. Universiteiten vragen bijvoorbeeld ‘leiderschap’ van hun decanen en hoogleraren, terwijl ze daar nauwelijks waardering voor krijgen. Iedereen moet leidinggeven er maar zo’n beetje naast doen. ‘Een vakgroep heeft gewoon verschillende typen mensen nodig, met talenten op het gebied van onderzoek, onderwijs, leiderschap en maatschappelijke impact’, zegt Letschert. ‘Een voetbalelftal heeft ook niet alleen maar spitsen of keepers.’
En het onderzoek zelf vraagt ook om meer uitleg. Je moet niet alleen een wedstrijdje doen wie de hoogste ‘impact’ scoort door in goede tijdschriften te publiceren. Wetenschappers moeten volgens de nieuwe koers aan een ‘narratief cv’ werken waarin ze uitleggen waarom hun werk ertoe doet.
‘Een voetbalelftal heeft ook niet alleen maar spitsen of keepers’
Letschert is heel enthousiast en noemt zichzelf lachend een believer. Tegenwerpingen ziet ze vooral als een kans om nogmaals uit te leggen wat er allemaal zo goed aan is. Leidt zo’n narratief cv niet vooral tot een verzameling gladde onderzoekers met een flitsende presentatie? Verlies je onderweg de eigenzinnige types niet uit het oog? Letschert denkt dat het wel meevalt. Mensen vragen nu ook hulp van anderen als ze hun sollicitatiebrief schrijven: daar verandert weinig aan. En leidinggevenden prikken heus wel door gebakken lucht heen, meent ze.
Prangende vragen
Toch roept het bij jonge wetenschappers nog veel vragen op, bleek deze maand bij een (online) symposium van Young SiT. Bestuurders en idealisten klinkt ‘erkennen en waarderen’ misschien als muziek in de oren, maar onder jonge wetenschappers valt nog wel wat missiewerk te verrichten. Tijdens de bijeenkomst regende het prangende vragen op de chat.
Zoals: hoe belangrijk is lesgeven straks? Wat betekent dit nieuwe systeem voor de werkdruk? Wat heb ik aan een Nederlands narratief cv als ik carrière in het buitenland wil maken? En natuurlijk de hamvraag: waar worden we straks dan wél op beoordeeld?
Het eerlijke antwoord is dat het zal moeten blijken. Maar er heerst een enorme saamhorigheid onder de bestuurders in de wetenschap dat dit een goed idee is. De rijen zijn gesloten. Ook president Ineke Sluiter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (‘hoeder en duider van de wetenschap’) is groot voorstander van de nieuwe koers.
Toch zijn de voorvechters niet blind voor mogelijke nadelen van het nieuwe systeem, blijkt als we doorvragen. Hoe zit het bijvoorbeeld met de positie van vrouwen in het nieuwe systeem? Als een van de feministische ‘Athena’s Angels’ heeft Sluiter daar vanzelfsprekend oog voor. Het is bekend dat vrouwen meer aan academic housekeeping doen binnen een opleiding, zegt ze. Ze zorgen vaker dan hun mannelijke collega’s dat de opleiding op rolletjes loopt, bijvoorbeeld door goed mentoraat. Je moet oppassen dat ze in dit nieuwe systeem niet worden ‘opgesloten’ in die taken. Sluiter: ‘Het mag niet gebeuren dat leidinggevenden straks gaan zeggen: jij bent zo goed in onderwijs, wij erkennen en waarderen dat, jij hoeft nu geen Vidi-beurs meer aan te vragen; dat mag iemand anders doen.’
Niet helemaal nieuw
Maar zo groot zullen de veranderingen nu ook weer niet zijn, relativeert Sluiter. ‘Erkennen en waarderen’ is niet helemaal nieuw. ‘We hebben het probleem weleens uitvergroot om het op de agenda te krijgen. Het is heus niet zo dat universiteiten zich vroeger blindstaarden op publicaties en impactscores en helemaal niet keken wie ze nu eigenlijk tegenover zich hadden. Toen ik solliciteerde op mijn leerstoel, stonden er in de advertentie ook allemaal andere taken dan het doen van onderzoek. Ik vermoed dat ik toen concurrenten had met meer publicaties op hun trackrecord, maar dat gaf kennelijk niet de doorslag.’
‘We maakten het formulier digitaal en gooiden alle ‘vinkvragen’ over publicaties en prijzen eruit’
Krijgen onbewuste vooroordelen geen vrij spel, als goede citatiescores en hoge impact niet meer tot promotie leiden? Het is juist omgekeerd, zegt Sluiter. Er zat bias in die scores en die wordt eindelijk aangepakt door eens goed over carrièrepaden binnen de universiteiten na te denken. Nu geldt de hoeveelheid publicaties nog te vaak als maatstaf voor kwaliteit, zegt ze. ‘Vrouwen krijgen de kinderen. Er is een periode waarin hun productie lager ligt dan die van hun mannelijke peers, die ongestoord door kunnen publiceren. Daardoor hebben vrouwen het soms moeilijk in benoemingsprocedures.’
En wat is er mis mee dat iemand enige toelichting op zijn publicaties moet geven? Sluiter: ‘Als iemands naam tussen die van twintig anderen boven een artikel staat, dan moet je je toch afvragen wat nu eigenlijk de bijdrage is geweest. Dat moet je wegen.’
Een wereldwijde academische revolutie
De actiegroep Science in Transition bracht in 2013 een kleine schokgolf in de Nederlandse wetenschap teweeg. De oprichters werden liefkozend ‘rebellen’ genoemd door de toenmalige KNAW-president. Ze leverden kritiek op de ‘stortvloed aan wetenschappelijke publicaties’ waarvan de maatschappelijke waarde onduidelijk zou zijn. Ze pleitten ook voor een democratischer verdeling van onderzoeksgeld, meer aandacht voor onderwijs en meer transparantie over alle onzekerheden die wetenschap met zich meebrengt.
Maar de onvrede leefde niet alleen in Nederland. In 2012 verscheen de zogeheten San Francisco Declaration on Research Assessment: een manifest voor een betere beoordeling van wetenschappers. De opstellers bepleiten minder nadruk op de statistieken en impactscores en meer oog voor de inhoud van de wetenschap. Impactscores van tijdschriften waren ooit bedoeld als een hulpmiddel voor bibliothecarissen, staat erin, en niet als een harde maatstaf voor onderzoekskwaliteit. In 2014 zette universiteitenvereniging VSNU haar handtekening eronder. Vijf jaar later, in 2019, volgden ook wetenschapsfinancier NWO en wetenschapsgenootschap KNAW.
Advies
Wat zou je nu zeggen tegen een jonge wetenschapper die zich wil voorbereiden op de nieuwe academische wereld? Wat is het advies? Sluiter: ‘Iedereen moet zich wetenschappelijk kwalificeren. Daar begint het mee. Maar daarna zie je sommigen van nature naar studenten trekken: dat willen ze graag, daar ligt hun talent. Anderen kunnen mooi en geestig schrijven, ook voor groter publiek. Aan zulke diversiteit willen we de ruimte geven.’
Dat betekent – bij een gelijkblijvend aantal medewerkers – dat Nederlandse wo-docenten minder onderzoek gaan doen. Dat kan eigenlijk niet anders, is de kritiek van protestbeweging WOinActie. Het nieuwe systeem zal leiden tot minder onderzoek aan de universiteiten, terwijl de verwevenheid van onderzoek en onderwijs nu juist is wat de universiteit uniek maakt.
Toch denken de voorstanders dat het anders ligt. Volgens Sluiter gaan mensen helemaal niet automatisch minder onderzoek doen. Het betekent vooral dat de bijkomende taken straks ook gewaardeerd worden, zegt ze, en niet dat mensen het onderzoek kunnen laten liggen.
Je krijgt vooral minder kansloze aanvragen in de strijd om onderzoeksgeld, hoopt Letschert. Niet iedereen hoeft immers voor een NWO-beurs te vechten. Het begint allemaal met goed onderzoek doen, maar als je talent toch ergens anders ligt (onderwijs, wetenschapspopularisering, leidinggeven, patiëntenzorg), dan kun je daar in de loop van je carrière ruimte aan geven.
Ideaal
Hoe dan ook komen er dus nieuwe carrièrepaden aan de universiteit. Jonge wetenschappers beginnen aan een wedstrijd waarvan de spelregels nog niet bekend zijn en het is zoeken naar houvast. Maak maar eens een ‘narratief cv’. Daar zijn nog geen richtlijnen voor.
Tijdens het Young SiT-symposium reageerden ze enthousiast toen ontwerper Rick Bonants een presentatie gaf. Hij rondde onlangs zijn master sustainable business and innovation af aan de Universiteit Utrecht en heeft een eigen startup: InSci. Hij werkt aan een app waarmee jonge onderzoekers hun ontwikkeling en prestaties bij kunnen houden. Dat is handig bij evaluatiegesprekken, of als je ergens solliciteert.
‘Wat heb ik aan een Nederlands narratief cv als ik carrière in het buitenland wil maken?’
Hij wil inspelen op erkennen en waarderen, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. ‘Neem zoiets als goed leiderschap’, zegt Bonants. ‘Ga je daar bepaalde targets aan koppelen? Moet iemand in bijvoorbeeld drie of vier besturen zitten? Maar idealiter willen we juist van zulke ‘scores’ af. Dat is echt een grote uitdaging.’
Voor zijn app experimenteert hij nu met de eigenschappen uit het zogeheten merit-model: een afkorting voor de woorden management, education, research, impact en teamplayer. De waarden zijn geplaatst in een spindiagram, één in elke hoek van het ‘web’.
Verbeter de wetenschap…
Op het symposium met de jonge onderzoekers bleek dat aan te slaan. Dankzij het spindiagram krijg je minder het idee dat je in elke eigenschap moet uitblinken, merkte een van de deelnemers op. En dat is inderdaad de crux, zegt Young SiT-lid Annemijn Algra. ‘Jonge wetenschappers moeten af van het idee dat ze een schaap met vijf poten moeten zijn. Durf te kiezen waar je goed in bent. Het is misschien een cliché, maar: verbeter de wetenschap, begin bij jezelf.’
Zal ‘erkennen en waarderen’ tot minder werkdruk leiden, als je niet langer de beste hoeft te zijn in onderzoek? Want dat is een van de hete hangijzers in de wetenschap: veel onderzoekers werken zo hard dat ze volgens critici hun eigen gezondheid in gevaar brengen.
Nee, de werkdruk is een andere discussie, zeggen bestuurders. Die gaat niet omlaag als je anders gaat erkennen en waarderen, want die komt ergens anders door: er is gewoon te weinig geld voor te veel taken. ‘We werken in een overspannen systeem’, zegt Letschert. ‘Maar binnen dat systeem kun je toch zinniger afwegingen maken.’