Waarom haal je de elektronica uit je collegezaal?
‘De essentie is dat ik het niet nodig heb. Sterker nog: het katheder met de computer staat in de weg. Mijn colleges zijn in C101, de enige grote zaal in de Horst met zes krijtborden. Door die computer kunnen studenten niet lezen wat ik op het middelste bord schrijf.’
Die zes borden heb je allemaal nodig?
‘Inderdaad. Mijn vak is nogal wiskundig. Ik wil alle studenten stap voor stap door de afleidingen kunnen leiden. Ik vind het belangrijk dat ze niet een trucje leren met een formule, maar dat ze juist begrijpen waar die formule vandaan komt en dat ze zelf de stappen beheersen om een formule te achterhalen als die niet gegeven is.’
Je actie suggereert ook een statement. Wat wil je ermee zeggen?
‘Ik geef dit vak al drie jaar en de vorige jaren stond die kast met die computer er wel. Daar kun je prima omheen werken. De reden dat ik zo expliciet de elektronica laat verwijderen is dat ik het gevoel heb dat veel mensen die werken aan onderwijsontwikkeling de inzet van digitale middelen als een doel op zich zien en niet als een oplossing voor een probleem.
Ik wil een tegengeluid laten horen, anders gaat die digitalisering maar door. Ik snap heel goed dat in bepaalde vakgebieden digitale leermiddelen een toegevoegde waarde zijn. Maar voor een deel is het ook een hype. De mogelijkheden zijn er, dus we moeten ze gebruiken. Kijk ons modern doen. Terwijl het zonde is van die digitale middelen, want in veel gevallen kun je zonder een beter college geven.’
Onlangs kreeg de UT nog subsidie voor videocolleges die studenten thuis kunnen bekijken.
‘Ik begrijp die ontwikkeling wel en ik heb zelf ook enkele videocolleges online staan. Ik ben er dus niet op tegen. Wat ik jammer zou vinden is als je studenten niet meer de mogelijkheid geeft het hele verhaal met alle verbanden in één keer goed uitgelegd te krijgen. Een live hoorcollege is een leerervaring.
Bij het aanleren van een academische houding heb je niets aan games of dat soort middelen. Studenten moeten wennen aan een situatie waarin nog veel niet bekend is. Dat je met een gestructureerde aanpak in staat bent van een blanco papiertje een papiertje te maken met een oplossing voor een probleem.
Het kan best zijn dat studenten sneller leren als ze een spelletje spelen. Maar bij het vinden van nieuwe wetenschappelijke inzichten heb je daar niets aan, want daar bestaan dan nog geen spelletjes voor.’
Heb je het gevoel dat je alleen staat met dit ‘digiloze’ geluid?
‘Breed maatschappelijk gezien heb ik wel het gevoel dat ik alleen sta. Er komen steeds meer digitale middelen voor onderwijsdoeleinden. Maar bij ons, bij werktuigbouwkunde, zie ik dat juist de docenten die zeggen dat ze “niet aan die fancy dingen meedoen” op de meeste waardering van studenten kunnen rekenen. Zij vinden hun colleges heel duidelijk en overzichtelijk.
Ik hoop dat onderwijsvernieuwers die zich bezighouden met digitalisering ook zien dat dat geen doel op zich is. En dat iemand die op een krijtbord college geeft, niet wordt weggezet als conservatieve docent die niet met zijn tijd meegaat. Bij mij in college is het namelijk ook gezellig, en studenten zijn gemotiveerd, omdat ze zien hoe ik een probleem aanpak.’