Aandachtspunten uit de evaluatie zijn onder andere de Engelse taalontwikkeling van studenten, de taalvaardigheidseisen van personeel, het aanbod van Nederlandse lessen en het ontbreken van de argumentatie voor de Engelse voertaal bij opleidingen.
Het overleg verliep vanmorgen in goede harmonie. Dat had wel een prijs. Uraad-voorzitter Herbert Wormeester stelde bij aanvang van de discussie voor om het agendapunt op te splitsen. Eerst de adviezen en dan pas de conclusies. Want daarin zat het pijnpunt: in hoeverre is het rapport een ‘waardeoordeel’ over het gehele taalbeleid, zoals het vaker werd genoemd tijdens de vergadering. In het concept-besluit van de Uraad was dat zo opgeschreven: ‘Dit advies moet formeel als negatief worden opgevat’. Uiteindelijk waren er twee schorsingen nodig om tot overeenstemming te komen: die ene zin ging uit het stuk.
Maatschappelijke discussie
Jelle Ferwerda (Campus Coalitie) trapte de behandeling af. Hij verwees naar de huidige maatschappelijke en politieke discussies over de internationalisering en de verengelsing van het hoger onderwijs. ‘De wet stelt dat opleidingen hun voertaal moeten beargumenteren’, zei hij. ‘Dat zien we nog lang niet overal op de UT terug. En is een student eenmaal op een Engelstalige opleiding, dan is er geen toetsing of ‘ie taalontwikkeling doormaakt.’
Het was het begin van tal van aanbevelingen om hiaten in het taalbeleid op te vullen. Wanneer mogen UT’ers bijvoorbeeld wél Nederlands praten? Gelden voor een groep als secretaresses dezelfde taalvaardigheidseisen als hoogleraren? Ligt er niet ook een verantwoordelijkheid voor internationale medewerkers om basis-Nederlands te leren en is er wel genoeg aanbod op maat vanuit het UT Language Centre?
Waardeoordeel
De meningen in de raad splitsen zich over hoe die adviezen nu precies opgevat moeten worden, zei Ferwerda. ‘Vanuit de werkgroep zeggen we: dit is een samenvatting van het huidige beleid en wij geven aan wat volgens ons onderbelichte elementen zijn.’ Geen oordeel dus over het gehele UT-taalbeleid.
De fractie van DAS zei dat een ‘moeilijk punt’ te vinden. ‘Maar inhoudelijk ben ik het ermee eens, aldus Hidde Zijlstra. Dick Meijer redeneerde in dezelfde lijn. Het waardeoordeel gaat meer over ‘interpretatie’. ‘Wat mij betreft is het belangrijkste dat we zien dat er nog wat ontbreekt aan de beleidsvorming rond taal.’ Leon van der Neut (UReka) toonde zich kritisch op het beleid: ‘De aandachtspunten in het rapport vormen niet persé de situatie waar we naar streven, maar het zijn elementen in het taalbeleid die eigenlijk al door het college opgepakt moesten zijn.’
‘Ingewikkeld onderwerp’
Het CvB sprak bij monde van collegevoorzitter Victor van der Chijs haar waardering uit voor het werk van de commissie. ‘Het is een ingewikkeld onderwerp, waar veel mensen betrokken bij zijn’, zei hij. ‘En dat UT’ers af en toe last hebben van het taalbeleid en de gedagscode, is ons duidelijk. Daarom hebben we deze raad ook om advies gevraagd.’
En ja, erkende Van der Chijs, het taalbeleid is gefragmenteerd over de UT en dat maakt eenduidigheid ingewikkeld. ‘Daarom zijn jullie adviezen heel welkom en nuttig.’ Dat leidde meteen al tot een aantal toezeggingen vanuit het college van bestuur. Deze zomer ligt er een herziene gedragscode voertaal en daar krijgen veel van de pijnpunten een plek. Bijvoorbeeld over de visie van opleidingen over de gekozen voertaal, hoe te evalueren of dat goed gaat en het onderscheid tussen Engelse taalvaardigheid en academische schrijfvaardigheid. In het najaar komt daar een notitie bij over taalvaardigheid en ontwikkeling bij medewerkers.
Die toezeggingen bleken voldoende voor de Uraad om het ‘waardeoordeel’ uit het advies te laten. Maar niet zonder slag of stoot, er waren twee schorsingen nodig om een zin te schrappen die het hele rapport van de Uraad-leden zou bestempelen als ‘formeel negatief’.