Rathenau: wetenschap gaat goed, maar werkdruk is hoog

Wetenschappers draaien opvallend veel overuren en het ziekteverzuim stijgt. Dat is een ‘aandachtspunt’, zegt het Rathenau Instituut in een rapport over de stand van zaken in de wetenschap.

Onderzoekers werken ongeveer een kwart van hun tijd extra in overuren, meldt het Rathenau Instituut in het rapport Balans van de wetenschap, dat vandaag verschijnt. Dus als ze een aanstelling van vier dagen hebben, werken ze er vijf.

Dat is meer dan andere hoogopgeleiden, die gemiddeld tien procent van hun tijd overwerken. Daar komt bij dat het ziekteverzuim stijgt. Gemiddeld melden de medewerkers zich drie of vier dagen per jaar ziek – meer dan andere hoogopgeleiden.

Werkdruk

Er is dus sprake van een hoge werkdruk in de wetenschap en veel onderzoekers kampen met de onzekerheid van tijdelijke contracten, staat in het rapport. Maar de problemen spelen niet alleen onder promovendi en postdocs, voor wie de concurrentie hevig is. Ook wetenschappers in vaste dienst voelen de druk.

Toch is niet alles kommer en kwel in de Nederlandse wetenschap. Op allerlei punten gaat het de goede kant op. De kwaliteit is hoog. Ook werken onderzoekers veel samen met bedrijven en overheden, zodat het onderzoek maatschappelijke impact heeft.

Met open access gaat het eveneens de goede kant op: steeds meer publicaties zijn voor iedereen gratis toegankelijk. Het publiek heeft bovendien steeds meer interesse in de wetenschap en het vertrouwen is hoog, ondanks een kleine groep sceptici.

Daarom luidt het Rathenau Instituut niet de noodklok over de werkdruk, zoals bijvoorbeeld protestbeweging WOinActie doet. Meer dan een belangrijk ‘aandachtspunt’ is het niet.

Geluiden

Kan het wel goed gaan als wetenschappers zo veel overwerken en het ziekteverzuim oploopt? ‘Je hoort geluiden dat onderzoekers het er moeilijk mee hebben’, zegt Alexandra Vennekens, een van de auteurs. ‘Het zijn niet helemaal nieuwe punten. Wij hebben er al eerder aandacht aan besteed. Het hangt samen met hoe de wetenschap is georganiseerd, met met veel competitie en kortetermijnprojecten. De politiek en instellingen zijn zich er wel bewust van. Er wordt iets aan gedaan.’

De kalme toon vloeit wellicht uit de inzet van het rapport voort: het is niet bedoeld om zelf stelling te nemen in het debat, maar om ‘een basis te bieden voor dat debat’, zoals directeur Melanie Peters in haar voorwoord schrijft.

De werkdruk is niet het enige aandachtspunt. Ook de onafhankelijkheid van de wetenschap kan bijvoorbeeld in het geding komen: dat is een mogelijke keerzijde van het samenwerken met andere partijen. Instellingen zullen zich steeds de vraag moeten stellen of het wel past in hun strategie en hoe de onafhankelijkheid is geregeld, adviseert het Rathenau.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.