Oorzaken van die bezuinigingsopgave volgend jaar zijn lagere baten, legt Finance-directeur Dennis van Zijl uit. ‘Je begroot op basis van onder andere studenteninstroomprognoses. De instroom van afgelopen najaar lag lager dan verwacht. Als je die getallen doortrekt, ligt het in de lijn der verwachting dat we in 2025 een lagere rijksbijdrage en minder collegegelden ontvangen.’
25 miljoen euro
Hoe het financiële plaatje er nu uitziet, is als volgt: de UT wil dit jaar uitkomen op een tekort van maximaal 8 miljoen euro. Zonder financiële maatregelen loopt dat tekort op naar 20 miljoen euro. Daarom is bij het opstellen van de begroting eind vorig jaar afgesproken om in 2024 12 miljoen euro te bezuinigen. Onder andere via de eerder aangekondigde maatregelen op het gebied van vacatures en het welbekende schrappen van de werklunches en de onlangs gepresenteerde ‘building blocks’.
In 2025 wil de UT nog maar een tekort van maximaal 4 miljoen euro noteren. Een lagere rijksbijdrage en minder collegegelden zouden een financiële tegenvaller van zo’n 9 miljoen euro betekenen. Inclusief de 4 miljoen euro die de UT extra wil bezuinigen ten opzichte van 2024 leidt dat tot een bezuinigingstaak van 13 miljoen euro. Opgeteld krijgt de UT dus een bezuinigingsopgave van 25 miljoen euro voor de kiezen in twee jaar tijd.
‘Rekensom klopt’
‘Dat wordt nog meer, als we niks doen’, zegt Van Zijl. ‘Ons doel is om ergens 25 miljoen euro vandaan te halen. We kunnen wat klappen opvangen dankzij onze reserves, dus het is niet dat we in paniek moeten raken. Maar we moeten doordrongen zijn van de urgentie en de opgave’, benadrukt hij. ‘En er bovenal voor zorgen dat we financieel in de pas blijven lopen: niet meer uitgeven dan we binnenkrijgen.’
Met de huidige bezuinigingsmaatregelen klopt volgens Van Zijl ‘de rekensom’ om op de verwachte tekorten van minus 8 en 4 miljoen uit te komen. Dat geldt met name voor de personele invulling, aangezien de personeelskosten zo’n 70 procent van de totale UT-uitgaven behelzen. ‘Met gerichte krimp gaan we het getalsmatig redden’, zegt de directeur Finance. ‘Maar de situatie op papier is anders dan die in de praktijk. Als we het hebben over natuurlijk personeelsverloop, dan zal de situatie bijvoorbeeld per vakgroep al sterk uiteenlopen. De afwegingen die op decentraal niveau worden gemaakt, zullen een belangrijke rol spelen.’
10 procent minder OBP’ers
Wat de concrete plannen zijn om de personeelskosten te drukken? ‘Een plan voor gedwongen ontslagen ligt nu in ieder geval niet op tafel’, reageert Van Zijl desgevraagd. Voor het wetenschappelijk personeel heeft de UT geen concrete doelstellingen voor personele krimp – los van het laten ‘meebewegen’ van het wetenschappelijk personeel aan de hand van de studentenaantallen. Maar concrete personeelsplannen zijn er wel voor het ondersteunend personeel. De komende vier jaar moet het ondersteunend personeelsbestand met 10 procent krimpen, laat Van Zijl weten. Dat gaat om zo’n 150 fte in totaal.
Dat zijn aantallen die via natuurlijk verloop goed te behalen zijn, aldus Van Zijl. ‘Jaarlijks ligt dat verloop rond de 3 à 4 procent, dus dan is 10 procent over vier jaar goed te behalen. Belangrijk blijft daarbij dat we zorgvuldig afwegen welke posities al dan niet opnieuw worden ingevuld. Het streven is een ‘gezonde verhouding’ tussen het ondersteunend personeel en het wetenschappelijk personeel, zegt Van Zijl. ‘Op de UT hebben we relatief veel ondersteunend personeel vergeleken met andere universiteiten (43 procent van het totale personeel volgens de dashboards van HR-systeem AFAS, red.). Een gezondere verhouding zou 40 of 38 procent ondersteunend personeel zijn.’
De cijfers uit het Spring Memorandum zijn nog voorlopig van aard. Het zijn ramingen die uiteindelijk de basis vormen voor het opstellen van de begroting van de universiteit. Er wordt nog gewerkt aan dit financiële meerjarenplan, dat uiteindelijk in juni ter instemming voorligt bij de universiteitsraad.