Crisisjaar 2022 heeft de (financiële) situatie voor de UT flink op z’n kop gezet, is de zwaarwegende constatering in het Spring Memorandum: vanwege onder meer teruglopende instroom, hogere energiekosten en een hoge inflatie ‘is het tijd om een aantal financiële richtlijnen opnieuw te beoordelen en aan te scherpen’, zo staat in de plannen van de voorjaarsnota.
Lagere instroom
Met name ten opzichte van de verwachte instroom verwacht de UT tegenvallers ten opzichte van het meerjarenbudget dat eind vorig jaar is vastgesteld, toen het CvB koos om ambitieus te begroten – ondanks de bekende onzekerheid. Waar het eerdere meerjarenbudget verwachtte dat de UT richting 2027 richting een populatie van 15 duizend studenten zou groeien, is dat volgens het Spring Memorandum flink lager. De inschattingen komen uit op een populatie van ruim 13,5 duizend studenten in 2027.
De instroom van studenten heeft majeure gevolgen voor de financiële huishouding van een universiteit. Immers, voor de zogeheten eerste geldstroom is de UT zwaar afhankelijk van enerzijds het collegegeld dat studenten betalen en anderzijds de rijksbijdrage; die verdeelt het ministerie over de universiteiten op basis van hun marktaandeel. Hoe meer studenten er verhoudingsgewijs instromen ten opzichte van andere universiteiten, hoe hoger de rijksbijdrage.
Pas op de plaats
Zodoende moet de UT een pas op de plaats maken qua budgettering, zo blijkt uit het Spring Memorandum. Jaarlijkse budgetten groeien wel, maar veel minder sterk dan vorig jaar ingeschat. Zo was de eerdere verwachting om te groeien van een jaarlijks budget van 433 miljoen euro naar bijna 485 miljoen euro in 2027. Die verwachtingen zijn drastisch bijgesteld naar een budget van 466 miljoen euro in 2027. Jaarlijks ligt het budget daarmee gemiddeld 18,5 miljoen euro lager dan tot voor kort nog verwacht.
Volgens (de conceptversie van) het meerjarenplan vallen de financiële klappen vooral in de hoek van het onderwijs. De verwachtingen voor onderzoeksfinanciering vanuit de eerste geldstroom worden slechts licht naar beneden bijgesteld; jaarlijks enkele miljoenen euro’s minder dan verwacht werd in de eerder opgestelde budgetplannen. Daarentegen verwachten alle faculteiten een groei in de inkomsten uit tweede en derde geldstromen – onderzoekssubsidies en contractonderzoek.
Financiële gezondheid
Alles bij elkaar genomen verwacht de UT de komende jaren nog steeds te groeien qua financiële huishouding, maar veel minder hard dan eerder ingeschat. Om financieel gezond te blijven moet de universiteit meer voorzichtigheid betrachten. Immers, de UT moet aan bepaalde financiële eisen voldoen richting de Onderwijsinspectie; de liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit moeten binnen bepaalde normen blijven.
Al op korte termijn dreigt de zogeheten ‘current ratio’ – de mate waarin kortlopende schulden afbetaald kunnen worden – onder een kritische grens te komen. De UT heeft de current ratio idealiter op 1, die dreigt te kelderen naar rond de 0,50 de komende jaren.
Hoewel de verwachtingen al scherp worden bijgesteld vanwege tal van onzekerheden, ontkomt de UT de eerstkomende tijd nog niet aan nog meer onzekerheden. Zo worden in het Spring Memorandum bijvoorbeeld de politieke discussie rondom het inperken van internationale instroom, lopende cao-onderhandelingen en mogelijke loonstijgingen en wijzigende wetgeving wel genoemd, maar de ontwikkelingen zijn nog niet verwerkt in de financiële prognoses.