Op een werkcollege calculus B2 in december vroeg ik de studenten waarom slechts 10 van de 50 studenten aanwezig waren, terwijl een het merendeel de grootste moeite heeft om voor dit moduleonderdeel een voldoende te halen. Antwoord: ‘Wij zijn TOM-moe’.
Onlangs liet het bureau onderwijsvernieuwingen bij monde van de onderwijsdecaan (wat een onzinnige functie!) weten dat we op de goede weg zijn: de studenten zijn ‘super-enthousiast’, de OLD`s zijn tevreden, maar zien wel wat verbeterpunten en de wiskundedocenten zijn blij met de intensieve contacten met andere docenten binnen de moduleteams.
Amehoela! Dit is de vertekende werkelijkheid die je krijgt als je de slager zijn eigen vlees laat keuren. De gehouden enquêtes zijn waardeloos, de gerapporteerde geluiden zijn deels gekleurd en deels aantoonbaar selectief. De werkelijkheid is mijn inziens dat alle vraagtekens, die bij de TOM-plannen zijn gezet, nu tot daadwerkelijke problemen leiden bij de TOM-uitvoering. Zo is, in tegenstelling tot wat de onderwijsdecaan suggereert, juist de meerderheid van de wiskundedocenten voor een meer gedifferentieerd calculus onderwijs: inhoudelijk, qua niveau en qua volgorde beter passend bij de opleidingen dan de eenheidsworst die nu wordt aangeboden. Er zijn meerdere OLD’s die dat ook vinden maar ze durven dat blijkbaar niet krachtig naar voren te brengen of ze zijn genegeerd.
Studenten vinden projecten leuk en motiverend, omdat ze aansluiten bij hun beeld van de toekomstige beroepsuitoefening, maar anderzijds vinden ze het tijdbeslag en de toets-druk te hoog en het systeem van alles-of-niks-per-kwartiel onrechtvaardig. Vooral een negatief studieadvies als gevolg van het missen van twee moduleonderdelen in een jaar vinden ze niet eerlijk. Veel BMT’ers vinden, achteraf bezien, 8 projecten in 2 jaar te veel van het goede: op een gegeven moment weet je wel hoe je een project moet aanpakken en het onvermijdelijke meeliftgedrag van medestudenten gaat je tegenstaan. Beter zou zijn meer vakkennis op te doen. Ook hikken studenten aan tegen het demotiverende effect van het volledig over moeten doen van een module in het volgend jaar. Als je bijvoorbeeld kwartiel 1 niet hebt gehaald, omdat je moest wennen aan je nieuwe studentenleven en vervolgens kwartiel 5 niet, bijvoorbeeld omdat je ziek was, dan ben je al meteen een langstudeerder. Ondertussen sleep je tijdens andere kwartielen een kennishiaat mee.
‘Meedoen = slagen’is een onhaalbaar TOM-adagium gebleken, ondanks alle compensatieregelingen, herkansingen en derde kansen (daarvoor moeten de hogerejaars studenten nog een motivatiebrief schrijven). Toch wordt met tevredenheid een slagingspercentage van bijna 70% gemeld. Het wordt kiezen tussen twee kwaden om de beoogde rendementscijfers te halen: het niveau nog verder verlagen of een hoger percentage ‘ongeschikte’ studenten zo snel mogelijk wegsturen. Blijkbaar bezit een groot deel van de studenten niet de instelling of de eigenschappen die succesvolle deelname aan TOM vereist. Het toets-circus rondom alle onderdeeltjes van de module en de (veel te) snelle herkansingen leiden zelfs bij de beste studenten tot verkeerd studiegedrag (‘gaan’ voor de eerst volgende toets of verslag) en tot overbelasting van docenten. Academische vorming, diepgang en inzicht in de basisdisciplines wordt hiermee stelselmatig buiten beeld gebracht.
De beoogde bezuiniging op het onderwijs is wel financieel doorgevoerd, maar niet uitvoerbaar gebleken. Het onderwijs is zeker niet goedkoper of minder arbeidsintensief. Omdat onderwijzend personeel nu eenmaal de begeleiding en kennis wil meegeven die noodzakelijk is, loopt het tegen de grenzen van de belastbaarheid aan – een deel van hen is al in de ziektewet verdwenen, nog meer werk voor hun collega’s achterlatend. Ondertussen is het aantal niet-inhoudelijke docenturen en coördinerende taken e.d. enorm toegenomen. Er zijn zelfs opleidingen die na aftrek van de overhead een negatief saldo voor het werkelijke onderwijs overhouden.
Het niveau van de bachelor opleidingen zakt door de invoering van TOM, in de breedte en in de disciplinaire diepte. Dit is een gevolg van de omvangrijke en aandacht slurpende projecten en de uitbreiding van de minor naar 30 SP. Masteropleidingen vragen zich af of studenten met deze vakkenpakketten nog wel toelaatbaar zijn bij onze eigen (aansluitende) masterprogramma’s.
De inflexibiliteit van het moduleconcept blijkt in de praktijk minstens zo erg als gevreesd: premasters en studenten met een beperking, een eigen bedrijf of een tijdelijke ziekte kunnen we niet meer een pakket op maat bieden, zoals eerder wel het geval was.
Mijn TOM-klomp brak echter toen ik de toekomstvisie van de UT voor TOM las, waarschijnlijk opgesteld door beleidsambtenaren of onderwijskundigen zonder gedegen kennis van ingenieursopleidingen. Dit jaar wordt beschouwd als de eerste fase van de TOM-ontwikkeling: ‘we’ streven naar ongedeelde, volledig geïntegreerde modules waarin onderdelen en disciplines niet meer te onderscheiden zijn en het module-eindcijfer een gemiddelde over alle toetsmomenten, zonder voorwaarden. Projectwerk is het zwaartepunt en studenten managen hun eigen leerproces. De docent is de inspirerende coach op de achtergrond.
Deze ideologisch toekomstvisie ontkent de waarde van samenstellende disciplines. Zij laat de logische opbouw van ingenieursopleidingen verworden tot een verzameling van thema’s, met daaraan vastgeplakte disciplinaire kunstjes in een soort Daltononderwijs voor academici. Net als in het wetenschappelijk onderzoek kunnen we echter niet zonder de disciplines in het wetenschappelijk onderwijs: die vormen de blijvende fundamenten en dragende muren van het bouwwerk dat een ingenieursopleiding is: thema’s zijn als de inrichting van het gebouw: tijdgebonden en vergankelijk.
Ik heb het zelf wel gehad met deze TOM-proza van de technocratische maffia. Weg met die TOM-dwang! Opleidingen moeten ingericht worden zodat de eindtermen en het eindniveau gehaald worden, niet om aan een opgelegd onderwijsconcept of de natte droom van een bestuurder te voldoen. Dat is de wettelijke verantwoordelijkheid van de opleiding en bij diezelfde wet dient de examencommissie daarover te waken. Docenten, spreekt u uit! Opleidingsdirecteuren en examencommissies roep ik op hun verantwoordelijkheid in deze te nemen, hun schadelijke meeloopgedrag (‘Het is politiek niet haalbaar’) te verlaten en te kiezen voor de adequate opleiding van de student.
Vertegenwoordigers in de URaad, doe iets om de TOM-uitwassen in te dammen! Om daarbij te helpen stel ik me ook weer verkiesbaar. Wie van de studenten en het personeel wil met mij proberen de schadelijke kanten van TOM te verwijderen en de verantwoordelijkheid van didactiek en inhoud weer terug te brengen waar hij hoort, bij de opleidingen? En, zoals ik eerder ook heb voorgestaan, geldt ook voor TOM: wat goed is en goed loopt mag blijven, maar wat slecht werkt, moet op een verantwoorde en nu eens doordachte manier verbeterd worden. Parels en relevante projecten houden we er natuurlijk in. Maar de opleiding bepaalt de inhoud, de didactiek en de maatvoering, niet de bestuursvleugel met haar themafeestjes.
Dick Meijer, [email protected]