Op 30 november is er een blended learning market op de UT om docenten over te halen toch eens wat blended te gaan werken: half fysiek en half ondersteund met digitale middelen, zoals pencasts, podcasts, microlectures, interactieve video’s. Als het aan de UT ligt, worden wij docenten hippe influencers van de bovenste plank. Dat spreekt me wel aan. Ik hou van een meer verhalende manier van onderwijs geven. Het is alleen zo dat ik er weinig tijd voor heb en er ook geen erkenning voor krijg.
Zolang je met goede onderwijsvaardigheden geen UHD of hoogleraar kan worden op de UT, zul je, denk ik, niet veel UD’s zien op zo’n markt. Bovendien, wat heb je eraan als een expert je vertelt hoe je het moet doen terwijl je niet eens tijd hebt voor een fatsoenlijke lunchpauze? Ga het werk eens voor ons doen, experts. Ken je dat gezegde: ‘Give a man a fish, and you feed him for a day. Teach a man to fish, and you feed him for a lifetime’? Nou, dat gezegde kan me de pot op. Soms moet je een man gewoon z’n visje geven.
Het CELT-team klaagt dat docenten nauwelijks interesse tonen in blended learning. Ze komen niet naar ons toe, terwijl we toch gratis lunch aanbieden. ‘Alles begint bij de docent’, zegt het team in het artikel over de markt. Precies, denk ik, waarom eigenlijk? Waarom begint het niet bij jullie? Wij zijn niet het ondersteunende personeel, wij zijn de wetenschappelijke staf.
Beste lezer, u merkt na drie alinea’s dat ik alweer een strabante column schrijft en excuses daarvoor. Ik was nooit van plan een strabant wief te worden in dit leven, maar na een driejarig columnistenbestaan lijk ik die kant op te gaan. Aangemoedigd word ik er ook nog eens bij. Naar aanleiding van de waarom-column van twee weken geleden ontving ik veel bijval van collega’s per mail en in de wandelgangen: ‘Je bent niet de enige die het niet snapt. Goed dat iemand het hardop zegt!’.
In deze column durf ik dus van ‘wij’ te spreken. Wiendelt Steenbergen schreef er eerder al een hele goede column over: wij merken dat wij steeds meer zelf mogen doen. We ontvangen vreugdevolle emails van verschillende afdelingen binnen de UT: ‘goed nieuws, je kan je vanaf nu zelf ziek melden in AFAS. Het secretariaat hoeft het niet meer voor je te doen’, ‘je kan vanaf nu zelf je cijfers invoeren’, ‘je kan vanaf nu zelf je blended onderwijs in elkaar gaan zitten knutselen (in je vrije tijd)’. Helemaal geen vreugdevol nieuws. Wij willen helemaal niet onze eigen universiteit zijn. Het hou-je-eigen-toko-draaiende-dan-geven-wij-je-advies (en gratis lunch)-van-de-zijlijn-beleid komt ons de neus uit.
En waarom, denk ik weer? Als het niet om de kwaliteit van het onderwijs gaat, waarom dan wel? Ik denk omdat blended learning een probleem moet oplossen waar alleen kunstmatige wondermiddelen voor bestaan: de universiteit wil groeien zonder voldoende ruimte- of docentencapaciteit te hebben. Tja, je moet toch wat. Dan moeten de docenten maar twee keer zo efficiënt worden. Dan maar schapen met vijf poten fokken.
Ik hoor je denken: ‘Al dat gefoeter, Femke. Zeg schat, wat is jouw plan dan?’. Nou, in plaats van walk in sessions bij de verschillende clubjes, walk maar eens in mijn onderwijs. Vraag een CELT-teamlid en een videoteamlid eens mijn vak te volgen. Niet een lesje, maar de hele module lang. Ga maar in het klaslokaal zitten en zie wat ik nu doe. Schrijf vervolgens een plan, neem mijn handleiding, neem mijn slides en ga voor me aan de slag. Dwing me maar door jullie verbeterde scripts voor te lezen voor de camera, bezorg me tien microlectures, interview me voor een podcast met frequently asked questions over mijn vak. En duw me dan na een paar maand triomfantelijk het eindresultaat onder mijn neus: ‘Zo mooi kan blended learning zijn, Femke. Je had het mis!’. Ik heb het zo graag mis. Ik blij, CELT blij, studenten blij. Bij deze de uitnodiging.