Elke onderzoeker krijgt ermee te maken: het mailtje waarin staat of een paper geaccepteerd is, of niet. ‘Je kijkt eerst naar de eerst zin’, zegt Huisman. ‘Staat er ‘we are sorry’, of ‘we are delighted’? En dan denk je ‘shit!’, of ‘yes!’
tussen lab en leven
Wat als je wéér wordt afgewezen voor die ene subsidie? Als de opstelling kapot gaat of er onenigheid is op de werkvloer? De carriere van een wetenschapper gaat niet over rozen, maar over vallen en opstaan. Wetenschapsjournalist Enith Vlooswijk praat met vijf UT-wetenschappers over de moeilijke route naar succes. Dit is aflevering 3 van Tussen Lab en Leven: Marieke Huisman.
Publish or perish
Valt de boodschap tegen, dan is het soms beter om het mailtje even links te laten liggen, misschien zelfs een paar dagen te wachten tot de scherpe randjes van de teleurstelling zijn gesleten. Daarna kijk je wat de rest van de mail te bieden heeft: wat zinnen over hoeveel papers er zijn ingediend, het aantal dat is geaccepteerd en, bijgesloten, de reviews. Dat zijn de opmerkingen van de vakgenoten die de papers moesten beoordelen. Met een beetje geluk bevatten die nuttige informatie om een volgende poging meer succesvol te maken. Helaas komt het ook voor dat een reviewer het artikel gewoon niet goed begreep.
Staat er ‘We are sorry or we are delighted? En dan denk je ‘shit’ of ‘yes’!’
Ook in de informatica, een relatief nieuw vakgebied, geldt het credo waar wetenschappers op alle domeinen zich aan onderwerpen: publish or perish. Om naam en carrière te maken, volstaat het niet om goed onderzoek te doen, je moet het ook gepubliceerd krijgen in vooraanstaande titels. Hoe meer publicaties achter een naam staan, des te hoger de academische status. Het verschil met andere vakgebieden is dat informatici liever publiceren bij conferenties, dan in vooraanstaande tijdschriften. ‘We publiceren ook wel in journals, maar de conferentiepublicaties tellen heel zwaar mee. En dan heb je natuurlijk topconferenties en de wat mindere conferenties.’
Topconferenties
Driekwart van de honderden, soms zelfs duizenden papers die informatici jaarlijks indienen bij topconferenties vallen sowieso af. Dat hangt sterk samen met het prestige van een conferentie, legt Huisman uit. ‘Een conferentie die meer dan 30 procent van de papers accepteert, daarvan wordt gezegd dat die nooit echt goed kan zijn.’
Hoewel Huisman best wat kanttekeningen kan plaatsen bij zulke ranglijsten, is het moeilijk om het systeem niet zelf in stand te houden. ‘Als iemand bij mij solliciteert, kijk ik toch echt wel waar iemand papers heeft gepubliceerd en of ik de conferenties ken.’
Is publiceren bij een toonaangevende conferentie dan een teken van kwaliteit? Deels wel, alleen is een afwijzing niet automatisch het bewijs van het tegenovergestelde, legt Huisman uit. Het lot van een ingestuurd artikel is meestal in handen van drie reviewers. Steeds vaker, Huisman schat in ongeveer de helft van de gevallen, krijgen zij het artikel onder ogen zonder te weten wie de auteur is - dit om vooroordelen te voorkomen. Elk van hen geeft het artikel een score, dat kan ‘accept’, ‘strong accept’, weak accept’, ‘reject’, of ‘strong reject’ zijn. ‘Papers waarvan iedereen zegt ‘strong reject’, of ‘strong accept’, daar wordt verder niet veel over gepraat’, zegt Huisman. ‘Maar papers die daar tussenin liggen, of waarover de meningen verschillen, daar wordt uitgebreid over gediscussieerd.’ Uiteraard vallen veel artikelen precies in dat grijze gebied. Geluk, zo weet de hoogleraar inmiddels, kan daar een behoorlijk grote rol spelen.
Perverse prikkels
‘Soms hebben reviewers heel actief gediscussieerd, dan lees je in de review: ‘We hebben het er over gehad, we hebben dit en dat tegen elkaar afgewogen en zijn tot die conclusie gekomen. Maar ik zie ook dat reviewers afhaken in die discussie. Dan zegt iemand: ik vind het niks, een ander zegt dat hij het goed vindt en verder is er een grote stilte. Als er dan andere papers zijn waarvoor meer enthousiasme is, dan kunnen die met vergelijkbare scores wel geaccepteerd worden. Als je wat meer senior bent, kom je in die commissies terecht en kun je dat zien. Een heleboel artikelen zitten ergens in de twijfelzone en je moet een beetje mazzel hebben om artikelen geaccepteerd te krijgen.’
‘Die frustratie blijft, dat moet ik eerlijk zeggen’
Ook perverse prikkels kunnen achter de schermen een rol spelen. Een reviewer die zelf een artikel wil publiceren, heeft er weinig belang bij om anderen al te soepel te beoordelen. ‘Vooral als het een kleine conferentie is, kun je denken, oh, wat betekent dat voor mij?’, geeft Huisman toe. ‘Het is natuurlijk wel een no-do, dus als je zoiets merkt bij iemand, zou je hopen dat die minder gevraagd wordt om in commissies te zitten.’ Voor een reviewer kan het bovendien verleidelijk zijn om de auteur aan te sporen het werk van de reviewer te citeren - ook citatiescores geven immers wetenschappelijke prestige. ‘Soms denk je: ik heb in eerder werk iets gedaan wat heel erg lijkt op wat ze in deze paper doen en ik vind dat ze mijn werk moeten citeren. Maar ik zie wel dat mensen daar meestal heel zorgvuldig in zijn. Als je zegt, citeer even mijn twintig papers, dan zullen anderen daar wel wat van zeggen.’
Frustratie
De uitkomst van dat subtiele spel achter de schermen kan vooral voor promovendi een hard gelag zijn. ‘Ze hebben maar vier jaar, dus op een gegeven moment zeg je, nou, dan gaan we niet naar de topconferenties, dan kiezen we iets anders. Het komt uiteindelijk goed, maar ik denk wel dat het een van de redenen is waarom mensen op een gegeven moment zeggen: ik ga wat anders doen, ik stap uit de wetenschap. Want je wordt wel keer op keer afgewezen. Soms lees je een afwijzing en denk je, nou ja, ze hebben er amper naar gekeken. Die frustratie blijft, dat moet ik eerlijk zeggen.’